Parasja van de Week

Aankomende evenementen

4 november tot 24 april 2024

Tentoonstelling ‘Max Wolff: van Vluchteling tot Bevrijder’

bel 31(0)26 333 77 10

Tsav   

 Wajikra / Leviticus 6: 1-8:36

O
ver dankbaarheid

Evenals de voorgaande parasja Wajikra bevat de parasja Tsav 1  (Draag op …) regels over het offeren, deels een herhaling van de vorige parasja, en beschrijft hoe Mozes zijn broeder Aharon en diens zonen tot priester wijdde. De offers die worden behandeld, maar nu als instructie aan de priesters persoonlijk met aanvullende details, zijn: het opgaande (brand) offer (ola), het meeloffer (mincha), het vrede-offer (zewach sjelamiem), het zonde-offer (chatat) en het schuldoffer (asjam). Deze voorschriften zijn nu niet meer van toepassing, maar de achterliggende intenties kunnen ons nog steeds iets zeggen.

Het sjelamienoffer

Laat ik eens het sjelamiem offer (sjelamiem verwant met sjalom, vrede, en sjalem, heel) nader bekijken, het vrijwillig te brengen offer, dat wil getuigen van erkentelijkheid en dat door iedereen mag worden geïnitieerd. In deze parasja wordt een bijzondere vorm van het sjelamiem offer geïntroduceerd, het dankoffer, het korban toda , te brengen als dank voor het ontkomen aan gevaar of ontbering. Het betreffende dieroffer wordt in dit geval nog aangevuld met veertig broden, gedesemd en ongedesemd, en mag dan met familie en vrienden worden verorberd als feestelijke maaltijd. De Talmoedrabbijnen meenden, dat in een aantal situaties dankbetuiging toch wel verplicht was; ze vonden aanwijzingen in psalm 107, waarin de Eeuwige wordt geprezen voor de uitredding uit een aantal poëtisch omschreven benarde en gevaarlijke situaties; speciale dank is verschuldigd na veilige terugkomst van een zeereis, na veilige terugkomst van een woestijntocht, na herstel van een ernstige ziekte en na het vrij komen uit een gevangenis (Talmoed Berachot 54b, Rasji ad Wajikra/Sjemot 7:12).

Gomel bemsjen en dankgebeden

Het dankoffer is weliswaar vervallen, maar het ritueel danken na het ontkomen aan groot gevaar (bijvoorbeeld na genezing van een ernstige ziekte) is nog steeds gebruikelijk. Dat gebeurt in de vorm van het gomel-benshen, de birkat ha gomèl , die wordt uitgesproken tijdens de dienst. De opgeroepene zegt: ‘ Gezegend bent U, Hashem, onze God, Koning van tijd en ruimte, die de mens Zijn goedheid laat ervaren en die nu mij heeft bijgestaan in deze tijd .’ Daarna antwoordt de gemeente: ‘ Moge Hij die jou nu heeft bijgestaan jou ook in de toekomst Zijn goedheid laten ervaren, sela'( sela is een soort amen
Dankbaarheid (hakarat tova) is één van de rode draden van het Joods gedachtegoed. In de dagelijkse gebeden zien we dat terug. Het allereerste gebed na het ontwaken is een dankgebed voor het terugkomen van de levende ziel in het lichaam, Modeh ani lefanècha etc. : ‘ Ik dank U, levende en bestaande Koning, dat U mij mijn ziel heeft teruggegeven met ontferming, groot is Uw trouw ‘ In het dagelijks gebed, het zogenoemde Amida gebed, is de voorlaatste bede geheel gewijd aan dankbaarheid 2. Ook het danken na de maaltijd, het zogenaamde benshen middels het zingen van de speciale zegeningen ( birkat ha-mazon ), wil tot het besef van dankbaarheid oproepen.

Het cultiveren van dankbaarheid

Maar het gaat
natuurlijk niet (alleen) om het uitspreken van deze formules op zich. Ze helpen om, mits uitgesproken met besef (kavana), een levenshouding van dankbaarheid te wekken en te cultiveren. Het besef van het voorrecht om aan het leven te mogen deelnemen – ondanks het lijden dat er existentieel in is meegegeven – is wanneer het eenmaal tot bewustzijn is gebracht een bron van dankbaarheid. En dankbaarheid als levenshouding is een uitstekend antidotum tegen depressie.
Maar als een spier die we vergeten te gebruiken is de mogelijkheid van dankbaarheid vaak weggekwijnd en vergeten. Het valt veel van ons – ook mij – vaak niet mee om dankbaar te zijn.In het Joods gedachtegoed kan dankbaarheid benoemd worden als een eigenschap, die je tot ontwikkeling kan brengen en kan oefenen. ‘Count your blessings’, zou deze wijze meester tegenwoordig zeggen. Hij wordt graag geciteerd in de Moessarbeweging, die een filosofie en een scholing biedt voor ontplooiing van onze zielskwaliteiten ten goede. Als je de vraag zou stellen, of je een reden moet hebben om te danken, zou de Moessar antwoorden: Danken kan ook een oefening zijn, door steeds te danken wek je dankbaarheid op en zie je redenen die je vroeger niet zag oplichten. Go through the motions to reach the essence, leerde ik vroeger in een meer therapeutische setting. De Moessar is hier heel concreet in. De oefening kan zijn : ieder dag drie redenen opschrijven om dankbaar te zijn; ‘s-ochtends en voor en na het eten de betreffende zegenspreuken (berachot) te zeggen 3 .

Noten

1. Verschillende andere commentaren op de parasja Tsav zijn te vinden in mijn boek  REIZEN DOOR DE TORA  , deel 2 Leviticus, Numeri en Deuteronomium, en op de website van Pardes

2.  Zie bijv. de 18 e beracha, in  de liberale versie in LJG-gebedenboek Tov Lehodot, blz. 146/147, 290/291

3. Moessar is het hebreeuwse woord voor moraal, ethiek. Meer in het bijzonder is het een in de 19e eeuw opgekomen en in de moderne tijd herlevende stroming die oproept tot een moreel reveil en en tevens een zeer praktische weg om je innerlijke houdingen of karaktertrekken (‘middot‘) onder de loupe te nemen en te verbeteren.
Zie de  Nederlandse vertaling verschenen van het boek van één van de vernieuwers van de Moessar, Alan Morinis, Everyday Holiness, The Jewish Spiritual Path of Mussar , Trumpeter, Boston London, 2007: Het Heilige in het Alledaagse, Het Joodse spirituele pad van Mussar , Mastix Press, 2014. Zie hoofdstuk 9 over dankbaarheid. Een korte kennismaking met Moessar biedt mijn artikel
hierover, MOESSAR, een korte beschrijving van een joods spiritueel pad

RC herzien 2024

Wajikra     

Wajikra/Leviticus 1:1-5:26

Woorden en offers


Met de parasja Wajikra 1 betreden we het derde boek van de Tora. Dat boek noemen we naar de eerste woorden van dat boek Wajikra – (Hij) riep – , zoals ook de eerste parasja dus Wajikra heet. Het boek is zo op het eerste oog heel wat minder sensationeel voor de moderne lezer dan de eerste twee boeken Beresjiet/Genesis en Sjemot/Exodus. Het handelt vooral over de offers, de priesters en de tabernakel/tempeldienst en bevat allerlei voorschriften over het bewaren en herstellen van rituele reinheid; in het Latijn is het dan ook van oudsher Leviticus genoemd naar de tempeldienaars, de Levieten. Bijbelwetenschappers schrijven de tekst toe aan priester-redacteuren, afgekort tot P 2 . Een opvallend tussenstuk, dat de actualiteit voor de moderne mens in een aantal belangrijke verzen heeft behouden, is het hoofdstukken 19, die gaat over het nastreven van heiligheid onder andere door intermenselijke omgangsregels van hoog ethisch niveau, waaronder het beroemde ‘hebt uw naaste lief als u zelf’.

De tempeldienst

De Tempel werd een bedrijvige ‘religieuze werkplaats’, waarin tot het jaar 70 meer dan duizend jaar lang – behalve tijdens de Babylonische ballingschap = Goddelijke bescherming werd afgesmeekt, het heil van de Iraelieten werd gewaarborgd, schuld werd verzoend en dank werd gebracht door een leger van religieuze arbeiders, de levitische tempeldienaars, middels graan- en dierenoffers; miljoenen dieren moeten in al die eeuwen dagelijks onder het mes zijn gegaan. Zoals zoveel religieuze instituten ontwikkelde de tempel zich uiteindelijk tot zowel een machtsbolwerk van een ultracondervatieve elite (de Sadduceeen, Tsedoekiem) als ook een commercieel en toeristisch centrum, waartegen de profeten 3en ook Jezus (Jesjoea be Joseef) tekeer gingen.

Onverwachte betekenissen

Intussen is na de verwoesting van de tempel de offerdienst vervallen. Dat heeft het ertoe geleid de dierenoffers te vervangen door het gebed als middel tot verzoening. In de Talmoed zijn niettemin alle later tot in detail uitgewerkte voorschriften over de tempeldienst, de priesters en levieten en de offers trouw weergegeven en bediscussieerd. Onder de oppervlakte van die oude woorden in de Tora schuilen bovendien onverwachte betekenissen. Wajikra bleef in het Joods gedachtegoed een centrale plaats innemen. De rabbijnen zijn in alle eeuwen bezig geweest de teksten van Wajikra van commentaar te voorzien. Ieder woord wordt gewogen, bekeken en driedubbel onderzocht op verborgen boodschappen. Twee voorbeelden van hoe schijnbaar niet relevante tekstkenmerken toch spirituele inzichten blijken te bevatten volgen hieronder.

Al de eerste twee pesoekiem (verzen) van het boek en deze parasja trekken de aandacht. Rabbijn Simon Jacobson 4 wijst ons erop, dat dat eerste woord ‘Wajikra’ geen persoonsaanduiding heeft; er staat eenvoudig: (hij)Riep. In het Chassidische denken legt men uit dat deze omissie eigenlijk een krachtige aanvulling is: De essentie van de Ene tart elke naam en beschrijving. Dit vers wil aan ons overbrengen dat Zijn wezen riep tot Mozes, dus zelfs een van de gebruikelijke aanduidingen van de Ene is niet genoemd; het vers zegt alleen maar: “En ___ riep tot Mozes,” en vertelt ons zo dat de oproep kwam van een plek die definities overstijgt, een plaats die geen naam of titel heeft. Had het vers en van de gebruikelijke aanduidingen vermeld, dan zou dat hebben betekend dat deze bijzondere dimensie toch een vorm van benoeming had gekregen. Door geen enkele naam te gebruiken, vertelt het vers ons dat dit een oproep is vanuit de zuivere essentie.

Wat de commentatoren verder is opgevallen is de vreemde grammaticale constructie van het tweede vers: er staat letterlijk adam ki jakriev mikem , ‘wanneer iemand een offer brengt van jullie’, een onhandige constructie. Je zou het grammaticaal meer regelmatige ‘adam mikem ki yakriv,’ verwachten, ‘wanneer iemand van jullie een offer brengt’. Maar met deze vreemde constructie wil de Tora ons wat zeggen: het offer dient gebracht te worden vanuit jou vandaan, vanuit jouw innerlijk moet iets worden geofferd. Wat dan? Het vers zegt: ‘een offer van het beest (behéma), van het rundvee (bakar) of van het kleinvee (tson). Deze dieren staan dan symbool voor aspecten van dat innerlijk, en met name de animale neigingen, die ons tot allerlei verkeerde daden en gewoonten brengen, die onze ontplooiing in de weg staan. Mensen hebben veel gemeen met dieren, in zekere zin zijn wij hetzelfde als de dieren, maar we hebben de mogelijkheid daar boven uit te stijgen en de animale aspecten te transcenderen naar een niveau,waarin we niet zonder meer de marionet van zelfzuchtige genen zijn 5. Sjabbat sjalom

noten

1. Verschillende andere commentaren op de parasja Wajikra zijn te vinden in mijn boek  REIZEN DOOR DE TORA  , deel 2 Leviticus, Numeri en Deuteronomium, en op  de website van https://stichtingpardes.nl/torahcategorie/parasja/en op mijn  website 

2. De zg Documentary Hypothesis (uit Wikipedia ) onderscheidt een aantal veronderstelde redacteuren van de Tora.
3.  Het verst hierin gaat Jirmejahoe (Jeremia), 7:21,22 (NBV): ‘Dit zegt de Ene van de hemelse machten, de God van Israël: (…): Toen ik jullie voorouders uit Egypte leidde, heb ik hun nooit iets gezegd of voorgeschreven over brand- en vredeoffers’. Zie verder hierover Nechama Leibowitz in haar inleiding op Wajikra, Studies in Vayikra, WZO, 1980, p. 1 ev

4.  Ergens op http://meaningfullife.com/

5. Een en ander heb ik ontleend aan het commentaar van Simon Jacobson op Wajikra 1:2, die in een noot verwijst naar deze uitleg van de hand van Rabbi Schneur Zalman van Liadi en verder ingaat op het gebruik van het woord ‘Adam’ voor ‘iemand’ waar normaal het woord ‘iesh’ wordt gebruikt. Voorts ook het commentaar van Rabbijn Jonathan Sacks , die Rabbi Schneur Zalman volgt en op de aard van ‘behema’, ‘bakar’, ‘tson’ verder ingaat en dan ook komt op deze spirituele interpretatie.

RC bewerkt maart 2024.

Pekoedee    

Sjemot/Exodus 38:21 – 40:38

Rekening en verantwoording

Goed rekenschap en verantwoording afleggen over wat  er met gaven en donaties is gebeurd en checken of die zijn besteed aan het doel waarvoor ze zijn gegeven is een eerste vereiste voor een goed samenleven. Projecten beginnen met een projectbeschrijving inclusief begroting van de kosten en plan van financiering, hetgeen  al dan niet gooedgekeurd of gewijzigd wordt uitgevoerd Als alles klaar is volgt verantwoording van de gemaakte kosten. Allerlei instuten zijn daarvoor in onze samenleving ingesteld zoals accountants. Voor belastingen en andere heffingen hebben we in Nederlad de Algemene Rekenkamer en regionale rekenkamers

Een iconische voorloper van dit proces zien we in het boek Exodus/Sjemot, waar de opdrachtgever de Eeuwige bij monde van Mozes opdracht geeft een tabernakel (misjkan) te bouwen mer alle attributen zoals de heilige ark, tempelkandelaar, tafel voor toonbroden, diverse altaren, een wasbellen etc te bouwen. De vorm en de te gebruiken materialen worden precies en in detail beschreven en de financiering gebeurt met de gaven van het volk aan goud, zilver, kopen en tekstiel; dat alles wordt royaal en met ruime mate verstrekt. Dat staat in de vorige parasjot allemaal beschreven. Maar is het ook goed terecht gekomen? Is er niets aan de strijkstok blijven hangen? In deze parasja Pekoedee (= ‘Afrekening’) lezen we hoe dit wordt gecontroleerd onderleiding van de opperaccountant Itamar, een van de zonen van Aharong. Er wordt een afrekening gegeven, een minutieuze verantwoording over de besteding van alles wat er voor de tabernakel door het volk was gegeven; opgesomd wordt hoeveel geld, zilver en goud en andere materialen er werd er opgebracht en hoe dit is verwerkt in de tabernakel en de priesterkleding. De kleurige en complexe priesterkleding van Aharon en de priesters wordt gemaakt ‘.

Vertrouwen

De mensen konden vertrouwen, dat hun financiele en materiele bijdragen niet misbruikt werden. Niet zelden komt het voor dat  een overheid en de beambten, die belast zijn met het innen van die financiële bijdragen (die sinds lang niet meer vrijwillig zijn of het nu tienden zijn om de tempel te onderhouden of de huidige belastingen) en de uitvoerders van de geplande uitgaven en aanbestedingen  van werken slordig. corruot of onrechtmatig bezig zijn. U hoeft de krant maar open te slaan voor voorbeelden van misbruik en onrech tegenover bepaalde groeperingen in de bevolking. Niet voor niets is het vertrouwen in de overheid bij grote delen van de bevolking onrustbarend gedaald.

Een sot en een nieuw begin

Maar wij gaan nu weer even 3500 jaar terug naar het proces van de tabernakel. Het moment is daar dat alles klaar is. Mozes overzag het gehele werk; hij zag dat de Israëlieten alles precies volgens de opdracht van de Eeuwige hadden gemaakt, zegende hij hen (39:43).
De opdrachtgever was ook tevreden en liet dat blijken door in een wolk de tabernakel met zijn Presentie te vullen. Rasji  ad locum  verschaft ons de woorden, die de oude leider daarbij zou hebben gesproken, namelijk die uit psalm 90:17 (HSV): ‘De lieflijkheid van de Eeuwige, onze God, zij over ons; bevestig het werk van onze handen over ons, ja, het werk van onze handen, bevestig dat’.
Dat was een subliem moment van afsluiting maar een nnieuw begin staat al startklaar als niet lang daarna de Eeuwige vauit de heillige tent Mozes bij zich ropet voor nadere instructie: ‘Wajikra!’, Hij riep, maar dan zijn we al begonnen met het volgende bijbel boek Leviticus (in het Hebreeuws ook naar het eerste woord genoemd Wajikra. Shabbat sjalom.

Noot

1. Verschillende andere commentaren op de parasjot Wajakhel en Pekoedee zijn te vinden in mijn boek   REIZEN DOOR DE TORA   , deel 1 Genesis en Exodus, en op https://stichtingpardes.nl/torahcategorie/parasja/ en op mijn   website 

RC 2024

Wajakheel 

Een sacraal project

Sjemot /Exodus 35:1–38:2   

De sidra Wajakheel wordt in tegenstelling tot de meeste jaren, in dit Joodse schrikkeljaar los van de volgende parasja Pekoedee gelezen, De sudra begint met (nogmaals) de zevende dag van de week als rustdag af te kondigen, de sjabbat . Dan volgt de oproep door Mosjee aan het volk om alle nodige materialen voor de bouw van de tabernakel (miesjkan)  en zijn toebehoren bijeen te brengen, goud, zilver, koper, linnen, huiden etc., zoveel als het hart ingeeft.
Waarom staat de instelling van de sjabbat net voor de oproep om geld en goed bij elkaar e brengen. Hoe sacraal het werk aan de tabernakel ook is, de sjaba is even heilig endan moet men tijdens de sjabbat het wek neerleggen

Geven

.In het Hebreeuws staat bij het geven als ‘gewillig van hart’ de term nedav libo Nadav is iemand, wiens daden zuiver voortkomen uit zijn eigen vrije autonome innerlijk. De vrijwilligheid zit dus al ingebakken in het woord nadav, maar wordt dan nog benadrukt door de toevoeging van het woord hart l ev , wat nog verder wordt aangescherpt door de bezittelijk ‘-o’: libo , zijn hart.
Vrijgevigheid, generosity, nedivoet,  is een belangrijke eigenschap, die als je die cultiveert goedis voor jou en de wereld.

Aan het werk

Iedereen droeg zijn steentje bij in perfecte harmonie, ieders bijdrage paste precies aan die van de ander, iedereen was erop gericht om de Sjechiena, de presentie van de Ene, een waardige plek onder de Israëlieten te bezorgen. Daarom is ieders aandeel als van gelijke waarde te beschouwen, van het aandeel van degene die de spijkers in de omheining timmerde tot het aandeel van de bouwer van de heilige ark. Niemand is verheven boven de ander. Deze gelijke focus op een heilig resultaat zo benadrukt de Isbitzer Rebbe Zo is de bouw van de Miesjkan een archetypisch voorbeeld van hoe convergentie van energie, gelijke focus en gebundelde intelligentie leiden tot een schoon en bezield resultaat.Het is bijna een handleiding over hoe je een project of bedrijf opzet.opzet in gpede samenwerking en harmponie.
Het steekt af tegen de polarisatie die we nu kennen; het is nog het prepolarisatietijdperk. Een paradijselijke voorfase voordat de Israelieten de ppoliteke arena betrden.

Een blauwdruk voor de meditatie

 Onder leiding van Betsaleel ging men, zoals de tekst aangeeft, bij het fabriceren van de tabernakel van buiten naar binnen. Eerst maakte men de vier lagen dekkleden voor de tabernakel etc, Tenslotte komt het heiligste object in dat binnenste aan de beurt: het construeren van de heilige ark met zijn gouden deksel gekroond met de twee cherubijnen (cheroeviem) . De mysticus ziet in de tabernakel een blauwdruk van de persoon en in de constructie van de tabernakel een allegorie voor het pad van de leerling, die als het ware aan de buitenkant begint op zijn reis naar binnen om al werkend aan zichzelf te komen tot de ervaring van eenheid met het goddelijke.
Misschien  heb je ervaringen van dieoere eenheid wel eenns gehad. Met de Eeuwige, de natuur, in de liturgie of hoedan ook?
Noten

1.  Verschillende commentaren op de Wajakheel en ook Pekoedee zijn te vinden in mijn boek    REIZEN D2OOR DE TORA    , deel 1 Genesis en Exodus en elders op de website van Pardes

2. Denk eens na over wat voor jou generosity betekent.Maak eens wat tijd om voor een zelfonderzoek. Het is een van de eigenschappen die je beoefent als je doot aan Moessar, het Joodse spirituele pad van morele ontwikkeling.(meer over moessar: https://mussar.eu/

3. Wil je meer lezen over deze ideeen ga naar https://stichtingpardes.nl/torah/parasja-wajakhel-pekoedee/

Teroema 

Sjemot/Exodus 25 – 27:20

Een Grote Designer: de Menora

In de parasja Teroema krijgt Mosjee opdracht om aan het volk te zeggen, dat het gaven ( teroema ) moet geven, allerlei kostbaarheden, ieder zoals zijn hart hem ingeeft. Van deze gaven zal een heiligdom gemaakt worden; verder wordt beschreven hoe de te vervaardigen heilige ark, ha-aron ha-kodesj , en de andere rituele objecten eruit moeten gaan zien. Ookde tent der samenkomsten, de misjkan wordt in detail beschreven. Dit alles volgens de modellen zoals aan Mosjee op de berg getoond. In groot detail worden uiterlijk, soorten materialen en afmetingen bladzijden lang beschreven. Onder andere de tempelkandelaar of lampenstandaard, de menora. Daarover ga ik wat meer vertellen.

De menora

Afbeelding met kandelaber, tekening, schets, kaars

Automatisch gegenereerde beschrijving
We lezen in de verzen 25 en verder, dat Mosjee de opdracht krijgt een lampenstandaard te doen maken van zuiver goud volgens de aan hem gegeven richtlijnen. De schacht moest zes zijarmen hebben: drie aan de ene kant en drie aan de andere kant, versierd met amandelbloesem, op elk van de zes armen en de schacht een aantal kelken en knoppen en bloemblaadjes. Zeven lampen moesten worden gemaakt om op de armen te zetten, de snuiters en bakjes moesten ook van zuiver goud zijn. De voet, de schacht, de kelken, knoppen en bloemen moesten uit één stuk worden gedreven.  
En zo werd het gemaakt door een bekwame kunstenaar, die met name genoemd wordt: Betsalel, het archetype van de Joodse kunstenaar. Zijn naam betekent ‘in de schaduw van God’. In Jeruzalem draagt de naar hem genoemde Betsalel kunstacademie zijn naam voort.  
Daarmee is een attribuut van grote schoonheid ontstaan. De lijnvoering van de stam en zijn armen is krachtig en bevredigt ergens diep een gevoel van harmonie. De uitwaaiering vanuit één fundament naar zeven eindpunten, die met licht bekroond worden, resoneert met een archetypisch beeld van groei en bloei naar het licht. Kennelijk is hier een Grote Designer aan het werk geweest.  

Spiritueel symbool

De overlevering wil, dat de kandelaar verwijst naar de zeven dagen van de week. Ook wordt van oudsher verteld, dat de zeven armen de zeven hemellichamen vertegenwoordigen, de zon, de maan, en de vijf planeten die in de oudheid bekend waren.
En dan is er natuurlijk het licht van de lampen als verwijzing naar de goddelijke presentie. Even een kleine excursie in verband met de polariteit licht vs donker.
De exoterische traditie stelt graag de dominantie van het divine licht centraal. Maar sommige joodse mystici, kabbalisten, zien het krachtigste licht ontspringen uit de donkerte, waarin ongekende scheppende kracht wacht op transformatie. Zo wijzen ze op de dubbele betekenis van de naam Betsalel, de archetypische kunstenaar uit deze parasja, die de menora heeft vervaardigd. Betsalel kan zowel “In de schaduw van God” betekenen als ook “In de schaduw – in de donkerte – ís God”. Het machtigst is het licht dat komt uit de duisternis, is hun overtuiging, zoals de “schitterende bloem met haar delicaat gekleurde blaadjes groeit uit donkere grond, gevoed door wormen, afval en verval. En zoals diamanten, die oorspronkelijk zwarte kool zijn, hun schoonheid danken aan intense druk” (Marc Gafni). Hier raken we aan de joodse esoterie, zo niet aan ketterse regionen, waar reguliere rabbijnen hun wenkbrauwen fronsen.

Het visioen van Zecharja (Zacharia)

ShivitiDe profeet Zecharja zag de menora in zijn droom (Zecharja 4:1–7). Zo beschrijft hij het: ‘De engel die met mij sprak, kwam terug en wekte mij zoals men iemand uit de slaap wekt. Hij zeide tot mij: Wat ziet gij? Daarop antwoordde ik: Ik zie daar een kandelaar, geheel van goud, met een oliehouder aan zijn top; hij heeft zeven lampen, en telkens zeven toevoerbuizen voor de lampen erbovenop; en twee olijfbomen steken boven hem uit, de ene rechts en de andere links van de oliehouder  2 . Ik hernam en vroeg de engel die met mij sprak: Wat betekent dit, mijn heer? Toen gaf de engel die met mij sprak, mij ten antwoord: Weet gij niet, wat dit betekent? Ik zeide: Neen, mijn heer. Hij antwoordde mij: dit is het woord van de Eeuwige : “niet door kracht noch geweld, maar door mijn Geest” zegt de Eeuwige van de heerscharen.’
En dat beeld van de menora, geflankeerd door twee olijfbomen is geworden tot een veel gebruikt meditatie object. Het wordt gecombineerd met de zin uit psalm 16 vers 8: ‘Ik stel mij de Eeuwige voortdurend voor ogen’, zeg maar een joodse mantra: Sjiviti Hasjem lenegdi tamied en zo wordt die afbeelding ook genoemd: een ‘Sjiviti’, hij hangt als beeltenis in vele synagoges en het beeld wordt nog steeds gebruikt als inspiratie voor het tekenen en schilderen van meditatieve afbeeldingen en als object voor meditatie.

Heilig attribuut en oorlogsbuit

Menora op de triomfboog van Titus
Hoe verging het deze imposante tempelkandelaar met zijn pakkende zevenarmige vorm na zijn schepping verder? Vanaf zijn plaatsing in de tabernakel begon het heilige attribuut een grillige reis door de geschiedenis. In de tempel van Sjlomo haMelech kwam hij te staan en in de tweede tempel van Ezra en in de gerenoveerde tempel van Herodes, misschien niet steeds hetzelfde exemplaar, maar toch steeds in zijn rol als heilige lichtbrenger. Heel lang blijft hij onvermeld en onafgebeeld, tot hij opeens onmiskenbaar opduikt in de verhalen van geschiedschrijver Flavius Josephus over de Joodse oorlog in de eerste eeuw en op de triomfboog van keizer Titus, die hem na de verwoesting van de tempel in Jeruzalem in 70 van de westerse jaartelling in triomf naar Rome heeft gebracht.   
Daar verbleef hij vermoedelijk in de tempel van de vrede. Tot de Vandalen in de vijfde eeuw Rome plunderden en hem meenamen, overzee naar Carthago. En wat er toen mee gebeurde is speculatie en zou stof kunnen geven voor spannende romans à la Dan Brown. Eén versie luidt dat het vandalenschip is gezonken en dat de originele menora ergens op de bodem van de Middellandse zee rust.  

Herleving als nationaal symbool
Is het unieke fysieke exemplaar niet meer onder ons, wel is de menora al die eeuwen het symbool van het Jodendom geworden, tezamen met de davidsster, in het hebreeuws mageen dawied , wat betekent schild van David en inderdaad zegt de legende dat koning David die ster op zijn schild had staan.  
Afbeelding met kandelaber, schets, tekening, symbool

Automatisch gegenereerde beschrijvingHad aanvankelijk de menora als symbool terrein verloren aan de davidster, nieuw leven kreeg zij als symbool van het in de negentiende eeuw herlevende zionisme. Het zogenaamde Joodse Legioen, dat in de eerste wereldoorlog met opmerkelijke dapperheid voor de Engelsen meevocht tegen het Ottomaanse rijk had de menora op zijn baret staan met daaronder het woord kadima , voorwaarts! Veel bekende zionisten telde dat legioen, waaronder de stichter
2Zeëv Jabotinsky en Ben Goerion, de eerste premier van Israel. De Hagana, de strijdmacht die al voor de stichting van  Israël actief was,  omarmde het zwaard als symbool van strijdbaarheid en dat werd ook het centrale object van het logo van de IDF; maar het zwaard werd omrankt door een olijftak als symbool van het verlangen  naar vrede; dat al werd omrings door de ster van David als symbool van het Joodse colk in de traditie en het heden. Nu staat de menora in het wapen van de staat Israel en staat de Davidsster op de vlag.   En voor het Israëlische parlement, de Knesset, staat een reusachtige menora van steen met in reliëf allerlei verbeeldingen uit de lange Joodse geschiedenis.  



Wapen van Israel; Menora voor de Knesset

De vorm van de Menora wordt heel vaak gebruikt als model voor de Chanoekakandelaar. Deze heeft echter 8 lichten en een ‘aansteeklicht’. Strikt genomen is de Chanoekakandelaar geen menora en hij kan en mag ook een heel andere vorm hebben, naar inzicht van de kunstenaar die hem ontwerpt.  

Noten

1.  Verschillende commentaren op de Teroema  zijn te vinden in mijn boek    REIZEN D2OOR DE TORA    , deel 1 Genesis en Exodus en elders op de website van Pardes

2. De twee olijfbomen, werden geidentificeerd met de hogepriester Jehoshoea en de politieke leider Zerubavel representeren. Deze twee waren betrokken bij de restauratie van de tempel in 516 BCE na de terugkeer uit de Babylonische ballingscha/p. Het visien was ook een oproep om de herbouw avan de ttempel niet op te geven ondanks de obstakeld die zich voordeden.

Bewerktfeb 2024

Jitro  

Sjemot/Exodus 18:1 – 20:23

Een goed advies
 

De parasja Jitro begint met het bezoek van de schoonvader (choten) van Mosjee, en beschrijft daarna de eerste fasen van de wonderlijke gebeurtenissen op en rond de berg Sinaj, waaronder de uitroep van de Tien Woorden (tien geboden). 1.

Wanneer was het bezoek van Jitro?

Het gedeelte over het bezoek van Jitro (Sjemot 18:1-27) valt op als een apart story, die ingevlochten is vlak na de slag met de Amalekieten en vlak voor het grote gebeuren rond en op de heilige berg Sinaj. Volgens Rasji en andere oude rabbijnen 3  vond het bezoek van Jitro plaats nadat Mosjee de Tora had ontvangen en had gepresenteerd aan het volk. Immers in Bemidbar/Numeri 10:29, als de Israëlieten van de Sinaj na twee jaar verblijf aldaar op het punt staan weg te trekken, is Jitro – nu genoemd met zijn andere naam Chovav 3  – er nog en alsdan vraagt Mosjee hem, zijn schoonvader, om te mee op te trekken (wat hij niet doet)..

Umberto Cassuto 4  beschrijft hoe de redacteur van de Tora waarschijnlijk  niet zozeer historisch of chronologisch gemotiveerd te werk is gegaan, maar veeleer  compositorisch artistiek heeft gedacht. Vandaaruit heeft hij het verhaal subtiel eplaatst na de oorlog met de Amalekieten om te benadrukken, dat het naburige volk van de Kenieten, waartoe Jitro behoorde, Israel juist goed gezind was en als het ware in vrede verwelkomde als nieuwe natie in de kring der volken 4 .
De Midjanitische priester heeft gehoord van de uitredding van Israël, de wonderbaarlijke doortocht door de Rietzee en de overwinning op Amalek. Hij reist naar Mosjee en neemt Tsipora en de twee zonen van Mosjee met zich mee. Kennelijk had Mosjee deze drie leden van zijn gezin uit Egypte teruggezonden naar zijn schoonvader, uit veiligheid mogen we aannemen.5 . We horen hoe de twee zonen heten, Gersjom en Eliezer; verder spelen zij geen rol van betekenis in de komende geschiedenissen.

Een goed advies

Wat opvalt is het respect, waarmee Jitro wordt ontvangen en de zorgzaamheid, waarmee hij zijn schoonzoon behandelt. De Tora neemt de tijd om het bezoek van Jitro uitgebreid te beschrijven, de aankomst, het vertellen van de uittochtverhalen met hun wonderlijke uitreddingen, de gezamenlijke plechtige maaltijd in de tent van Mosjee en het offer, dat Jitro brengt aan ‘ Elohiem ‘ – een in dit geval diplomatieke term, want de andere naam JHVH was nog te vreemd voor deze niet-Israëlitische bezoeker 6 , De liefde en zorgzaamheid van Jitro wordt vooral geïllustreerd, als de schoonvader de lange rijen van de Israëlieten ziet die wachten op hun beurt om voor Mosjee te verschijnen om hem om advies of oordeel te vragen over hun problemen of inzake hun zorgen voorspraak te doen bij de Eeuwige; van de ochtend tot de avond staan ze daar in de brandende zon. Dat kan zo niet duren. Tegelijk ziet hij hoe de schoonzoon vermoeid raakt en bijna bezwijkt onder de grote last, die op zijn schouders rust. De ervaren priester verstaat de kunst om niet alleen te kijken maar ook achter de verschijnselen te schouwen en hij komt met een oplossing voor wat hij met zijn heldere blik waarneemt. Hij adviseert Mosjee structuur en organisatie aan te brengen om zo zijn taken te verlichten; alleen de grote zaken moet hij behandelen, de kleinere moet hij overlaten (Sjemot 18:21-23 HSV): ‘Je moet   leiders  over duizend,  leiders   over honderd, leiders   over vijftig en leiders   over tien over hen aanstellen. Zij moeten altijd over dit volk oordelen. Maar laat het   zo   zijn dat zij elke grote zaak bij jou brengen, en zelf over elke kleine zaak oordelen. Maak het zo voor jezelf lichter en laat hen   die last samen met je dragen’. Daarmee is zowel het volk gediend als de leider gespaard.
Het is een ervaringsfeit, dat wie een lastige taak moet volbrengen onder grote verantwoordelijkheid, maar alles alleen wil doen, een grote kans loopt te bezwijken onder de stress en een burn-out staat voor de deur. Jitro’s advies klinkt nog door alle eeuwen heen tot de overbelaste leiders van nu: organiseren, structureren, taken verdelen, uitvoering delegeren.

De Kenieten

Dat Jitro zich werkelijk bekeerd heeft tot de Joodse ‘Adonai’ zou waarschijnlijk kunnen zijn als hij het geweldige spektakel op de berg Sinaj mede aanschouwd en gehoord heeft of in ieder geval de kersverse getuigenissen erover gehoord heeft.  Als Kenieten zijn de nakomelingen van Jitro en zijn clan herhaaldelijk vermeld in het boek Sjemoeel (Samuel). Zo werden ze in de genocidale oorlog van koning Sjaoel (Saul) tegen de Amalekieten gespaard omwille van Jitro’s hulp aan Mosjee, hoewel ze in Sjaoels tijd als stam met de Amalekieten nauw verwant waren en te midden van hen woonden. Volgens Rasji vestigden Jitro’s nakomelingen zich later in Israel ‘om Tora te leren’.6 , De ‘heidense’ profeet Bilam voorspelde, dat ze weggevoerd zouden worden door de Assyriers 7  ; dat is misschien wel ook gebeurd en zo verdwenen ze in de geschiedenis.

noten

1.  Verschillende commentaren op de parasja Jitro  zijn te vinden in mijn boek    REIZEN D2OOR DE TORA    , deel 1 Genesis en Exodus, o,a, ga ik in op de Tien Woorden

2. Aldus ook Rasji en Mechilta de Rabbi Yishmael ad Sjemot 18:13

3. Rasji ad Sjemot 18:2

4. Cassuto, Umberto: A commentary on the book of Exodus, The Magness Press, Hebrew University, Jerusalem, 1998, p.222

5. Aldus ook Buber, Buber, Martin: Mozes, Servire, 1970, hfst 12

6. 1 Koningen 14:6 en zie Rasji ad loc.

7. Bemidbar/Numeri 24:21

Besjalach   

Sjemot/Exodus 13:16-18

‘hij vreesde God niet’

In het begin van de parasja Besjalach 1  is het allereerste Pesach net achter de rug en de Israelieten doen hun eerste ervaringen op als onafhankelijk volk. De parasja is een indringende beschrijving van een reeks beproevingen, waarin het volk kennis maakte met wat het is self supporting te zijn in een vijandige omgeving. In pakweg drie maanden kregen de kersverse woestijnreizigers een niet misse training in overleven.
De parasja beschrijft vier uiterst benarde situaties die gepaard gaan met wanhoop, klachten, protesten, bijna-rebellie, maar worden afgesloten met wonderlijke uitreddingen: eerst geeft de Rietzee doortocht en ontsnapping aan de Egyptenaren, daarna wordt bitter water zoet, wat later ligt manna ligt voor het oprapen en kwakkels vallen uit de lucht, vervolgens springt water uit de rots en lest onhoudbare dorst. Aan het slot van de parasja winnen de ongeoefende mannen met veel moeite en be-ezrat Hasjem hun eerste strijd van de krijgers van het verraderlijke volk van Amalek. Daar gaan we verder op in.

De zonde van Amalek

De strijd van de Eeuwige zal tegen Amalek zijn, van generatie op generatie, staat er in Exodus en ook: de Eeuwige zal de herinnering aan Amalek van onder de hemel geheel uitwissen (Ex.17:14-16).
In Deuteronomium wordt de verraderlijkheid en gemeenheid van Amalek nog gespecificeerd:
Devariem/Deuteronomium 25:18: ‘Hij ontmoette u onderweg en overviel bij u in de achterhoede alle zwakken achter u, terwijl u moe en uitgeput was; en hij vreesde God niet’.
Het uitwissen van de herinnering aan Amalek door de Eeuwige, vermeld in Exodus, komt in Devariem/Deuteronomium neer op een opdracht aan Israël om dat zelf metterdaad uit te voeren.
Deuteronomium25:19 (HSV) ‘Als de Eeuwige, uw God, u rust gegeven heeft van al uw vijanden van rondom, in het land dat de Eeuwige, uw God, u als erfelijk bezit geeft om dat in bezit te nemen, moet het zó zijn dat u de gedachtenis aan Amalek van onder de hemel uitwist. Vergeet het niet!’

Amalek is gaan staan als belichaming van de oervijand van Israël. Die oervijand moet, zoals het gebod in Deuteronomium wordt uitgelegd, welhaast genocidaal worden uitgeroeid. Zo letterlijk heeft dan ook de opdracht van Samuel aan koning Saul geluid in 1 Koningen 15. Hoe de geest van Amalek door de geschiedenis heeft gewaaid is een apart verhaal. Elders ben ik daar dieper op ingegaan 2 . Hier willen we ons verder verdiepen in wat nu het bijzondere kwaad was in de daden van de Amalekieten in deze parasja. Wat maakt de zonde van dit woestijnvolk zó bijzonder dat ze dit radicale divine bevel inzake hun uitroeiing over zichzelf hebben afgeroepen?

Wat betekent ‘hij vreesde God niet’?

Aan de hand van de 20ste eeuwse bijbelcommentator Nechama Leibowitz ( Studies in Shemot/Exodus) kunnen we misschien een stapje verder komen. Zij zoomt in op het slotzinnetje van Deuteronomium 25:18  Hij ontmoette u onderweg en overviel bij u in de achterhoede alle zwakken achter u, terwijl u moe en uitgeput was; en hij vreesde God niet. (We lo jar’ee Elohim ). Het is haar opgevallen, dat waar het in de Tora heidense volken of personen betreft de vermelding van de vrees voor God, jirat Hasjem , maar vier keer voorkomt. Dat moet dan iets betekenen.

We gaan die vier keer even na:
Genesis 20:11 Hier verklaart Abraham aan Avimelech, dat hij bang was, dat er in het huis van de laatste geen vreze Gods zou zijn, reden waarom hij heeft gezegd, dat zijn vrouw Sara zijn zuster was.
Er is vast geen vreze Gods in deze plaats, daarom zullen zij mij omwille van mijn vrouw doden’. dacht hij.
Genesis 42:18  Jozef zegt in zijn hoedanigheid van Egyptische onderkoning tegen zijn broers, die hem niet herkend hebben. dat hij hen vrijlaat uit de gevangenis en hun leven spaart en hij zend ze weg met het zo benodigde koren.
‘Doe dit, zodat u in leven blijft , want ik vrees God’,.zei hi.
Exodus 1:17 Gaat over de vroedvrouwen, die de levens van de pasgeboren Israëlitische jongetjes sparen ondanks het bevel van de Farao om hen te doden. Nechama gaat uit van de opvatting, dat de vroedvrouwen Sjifra en Pua Egyptische vrouwen waren (dit is een twistpunt onder de uitleggers). Er staat: ‘De vroedvrouwen vreesden echter God en deden niet wat de koning van Egypte tot hen gesproken had, maar lieten de jongetjes in leven’.
De vierde keer is dan onze passage van Deut 25:18, ‘en hij (Amalek) vreesde God niet’ 

Wat is dus de kern van godvrezendheid? Het gaat over de houding van de sterke en de machtige tegenover de zwakkere en de vreemdeling. Waar de vrees voor God niet bestaat loopt de vreemdeling in een vreemd land gevaar gedood, beroofd of verkracht  te worden. Niet-godvrezend is de machtige die de zwakke vreemdeling, die aan hem overgeleverd is, zonder enige reden doodt, misbruikt en nodeloos laat lijden. Godvrezendheid betekent, dat de machtige partij menselijk handelt en dat hij de weerloze (Joodse) vreemdeling in een vreemd land in zijn lichamelijke integriteit respecteert, veiligheid biedt en goed behandelt.

Dat Amalek God niet vreesde, betekende, dat Amalek niet zomaar alleen vijandig optrad, maar veel verder ging dan dat: hij overviel de net aan de Egyptenaren ontkomen nog in de strijd onervaren Israëlieten volkomen onverwacht en zonder reden, want de Israëlieten waren niet op hun gebied en vormden voor hen geen bedreiging. Daarbij overvielen ze de achterhoede, de groep van de zwakkeren, die dorstig, hongerig en uitgeput voortgingen. Hoe wreed ze waren, vermeldt de Tora niet, maar de midrasj heeft het over castratie van de mannen om zo de spot te drijven met de besnijdenis, aldus vermeldt Rasji ad locum.

Nechama Leibowitz heeft het niet over de vraag of het volk Amalek nog bestaat of welke groep of natie als zodanig geïdentificeerd en vernietigd moeten worden. Wel heeft ze het over het archetype “Amalek”. Ze zegt: ‘ Het “Amalek”, waartegen de Almachtige de eeuwige oorlog heeft verklaard is niet meer een etnisch of racistisch concept, maar het archetype van de perverse agressor die in iedere generatie de zwakken en weerlozen laat lijden’

In haar redenering wordt Amalek tot een universeel criterium, waaraan we menselijk gedrag kunnen toetsen en dat een omschrijving geeft van waar we als mens(dom) goddeloos te werk gaan. Van macro- tot microniveau kan men zich afvragen: is er sprake van barbaars en zinloos geweld tegenover zwakke en weerloze mensen. Hoe vaak is dan bij hoevelen overal in de wereld archetypisch Amalek geweld waar te nemen.  het lijkt wel nooit op te houden.
Iedere generatie is er werk aan de winkel en mogen en moeten we er tegen optreden, maar dan toch zonder te vervallen in overhaaste, ongewettigde of veralgemenende stereotypering van de vijand en zonder gebruik te maken van de barbaarse methoden die Amalek zelf heeft toegepast

Noten

1.  Verschillende commentaren op de parasja Waëra  zijn te vinden in mijn boek    REIZEN DOOR DE TORA    , deel 1 Genesis en Exodus

2. ie mijn uitgebreide artikel over Amalek. Op mijn website

3. Over het algemeen probeer ik de politiek niet expliciet in mijn commemtaren te laten doorklinken; de lezer kan zijn eigen lijnen trekken naar de huidige politieke situatie. In dit geval is het gebeuren van de laatste tijd zo indringend, dat ik een uitzondering  maak: de de pogrom van 7 oktober 2023 van Hamas op de honderden onschuldige jonge feestvierders en vreedzame kibboetsiem aan de grens met Gaza doet mij erg denken aan de verraderlijke overval van Amalek op de weerloze achterhoede van de Israëlieten. Ook die zogenaamd vrome Islamitische Hamasaanhangers vreesden God niet.

RC Herzien jan 2024

Bo   

Sjemot/Exodus 10 – 13:15

Historiciteit

De parasa Bo begint met te vertellen over de achtste plaag van de sprinkhanen. Dan de negende, de duisternis en dan volgt de laatste plaag, de dood van de mannelijke eerstgeborenen in Egypte (makat habechorot), van de ‘zoon van Far’o tot de zoon van de slavin achter de handmolen’.waarna uitgebreid het Pesachmaal wordt beschreven en de daarop volgende massale uittocht van het volk.
Het stuk begint met de woorden die De Ene spreekt tot Mozes: ‘Kom – “Bo”- naar Far’o.’ Er staat niet ‘Ga…’ – “Lech” – ; een chassidisch verhaal vat dat zo op, dat dat “Kom” impliceert: “Kom met Mij…”; want Mozes was bang om naar Far’o te gaan en G-d nodigde Mozes als het ware uit met Hem mee te gaan.

De dood van de eerstgeborenen

De laatste plaag is altijd aangemerkt als de ergste, het verlies van het eigen kind. Waarom juist de eerstgeborenen? Daar zou een interessante studie waard zijn. Er zal vast al veel over onderzocht, gespeculeerd en geschreven zijn. Da’s voor een andere keer 2. Sinds de oertijden rust er een ambivalent lot op hen.Van oudsher hebben zij een priesterfunctie (die zij later verloren aan de stam van Levi); maar zij zijn ook kwetsbaar als mogelijk offer van de eersteling aan de goden. In mijn wat psychoanalytisch beïnvloedde intuïtie is de oudste zoon de trots van de vader maar ook zijn grote bedreiging. Het echoot wellicht allemaal wat na in de traditie van lossing dertig dagen na de geboorte van een eerste zoon (pidjon ha-ben).

Historiciteit

Archeologisch is er maar weinig voorhanden dat wijst naar de historiciteit van deze wonderlijke geschiedenis. Onze enige bron is het verslag van de Tora 3.
Volgens de bijbelcommentator Umberto Cassuto – in zijn commentaar op het boek Exodus – wordt de basis van het boek Exodus gevormd door een oorspronkelijk veel ouder episch gedicht, dat de slavernij en de bevrijding beschrijft. Inderdaad ademen vele woorden van dit boek een onontkoombare authenticiteit en tijdloze poëzie.

De Joodse theoloog en filosoof Martin Buber in zijn boek ‘Mozes’vat het op als een bijzondere sage, waarbij de kern wordt gevormd door het ‘enthousiasme van overweldigende aan het volk overkomen gebeurtenissen’ en dit enthousiasme, dat aanleiding gaf tot de herinneringen die de sage vormden, is wel degelijk een deel van de geschiedenis; in die zin zijn de gebeurtenissen rond de uittocht tot en met Sinai niet de historisering van de mythe maar juist veelmeer een mythisering van de historie.

Hoogtepunt in het verhaal van de uittocht is het maal rond het pesachlam, het maal samen genoten, vlak voor het ijlings vertrek uit Egypte in de nacht dat alle eerstgeborenen, behalve die van Israël, werden getroffen.

Volgens Buber e.a. zou Mozes het oude Semitische herdersmaal hebben omgevormd. Belangrijk motief van Mozes om het in te stellen was een groepsdynamisch, zo men wil, een volkspsychologisch motief: het op een zelfde moment gezamenlijk een rituele maaltijd nuttigen helpt belangrijk mee om de in de loop der eeuwen verzwakte onderlinge band als volk te verstevigen.
Dit herdersmaal werd in de lente gehouden, waarbij eerstgeboren bokjes werden geslacht en de demonen werden geweerd door het bloed van de bokjes aan de tentpalen te smeren. Het woord Pesach komt van het werkwoord “pasach”, dat pas later “overslaan om te ontzien” is gaan betekenen; nog oorspronkelijker betekende het huppelen van het ene been op het andere en kan het geduid hebben op een rituele reidans (“chag” = “feest” betekent ook oorspr. reidans), die wellicht ook werkelijk is uitgevoerd en die de uittocht al voorafspiegelde. Met deze omvorming door Mozes van het lentefeest is, aldus Buber, Pesach van een ritueel bezwerend feest het ‘Geschiedfeest’ bij uitstek geworden.

Noten

1.  Verschillende commentaren op de parasja Bo  zijn te vinden in mijn boek    REIZEN DOOR DE TORA    , deel 1 Genesis en Exodus.

2. zie mijn commentaar  https://www.robcassuto.com/parasjot2.html#pmb op de parassja Bamidbar

3 Er zjn wel duistere en uiteenlopende vermeldinen in klassieke geschriften, zie mijn artikel Mozes Freud, en Egypte
https://www.robcassuto.com/Freud%20en%20Mozes.htm

Waëra  

De Godsnaam

Sjemot / Exodus 6:2 – 9:35

Als de parasja Waëra (‘Ik verscheen’ ) 1 begint, zijn de onderhandelingen met de Farao begonnen. Een eerste terugslag, een verergering van de onderdrukking, was het gevolg van de eerste confrontatie van Mozes en Aharon met de Egyptische vorst. Aan de ontmoedigde Mozes heeft de Eeuwige zijn bevrijdingsbelofte herhaald. Als het ware om zijn spreekbuis wakker te schudden, moed in te spreken en  en op te roepen zijn missie weer op te pakken.  Nu maakt de Eeuwige zich opnieuw en uitgebreider dan eerder in hoofdstuk 3 bekend:  ‘Ik ben de Eeuwige. Ik ben aan Abraham, Isaak en Jakob verschenen als God, de Ontzagwekkende – ‘El Shaddai’ – maar mijn naam ‘Eeuwige’ (JHVH) heb ik niet aan hen bekendgemaakt (6:2,30). Mozes en zijn broer Aharon krijgen opnieuw de opdracht naar Farao te gaan en Mozes beroept zich voor de tweede keer op zijn spraakgebrek. Filologisch gezien lijkt het wel of de teksten over de roeping van Mozes wat onhandig zijn gemonteerd uit verschillende versies. In het verhaal past deze herhaling wel als een aansporing aan de twee broers om niet op te geven. Ook in vers 28 lijkt een nieuw begin zich af te spelen met alweer een aanvankelijk tegensputterende Mozes en een eloquente Aharon. Maar dan wordt het menens en begint de strijd tussen Mozes en Aharon als kampioenen van de Eeuwige aan de ene kant en aan de andere kant de machtige Egyptische vorst, die dit volk van onmisbare arbeidsslaven niet wil laten gaan uit zijn land, dat beproefd zal worden met de ene ramp na de andere.

De plagen

Een reeks van natuurgebeurtenissen in opklimmende graden van ernst overvallen Egypte, rampen die lijen  opgeroepen door de gebaren van Aharon en Mozes als tekens van de macht van de Eeuwige, waarvoor de koppige vorst van Egypte het hoofd zal moeten buigen.
Tien plagen – ‘ makot ‘ in het Hebreeuws – zijn het die het land gaan teisteren 2 . De eerste zeven plagen worden in deze parasja Waëra beschreven. De eerste drie plagen zijn natuurverschijnselen, die ook door de tovenaars van Farao kunnen worden gereproduceerd, maar daarna geven ze het op. Na de vierde plaag begint de koninklijke koppigheid te bezwijken, maar telkens komt de verstokte heerser op zijn toegeven aan de eis van Mozes terug. In de volgende parasja Bo gaat het verder; de tiende plaag, de dood van de eerstgeborenen, zal uiteindelijk de wil van Farao breken.
Mijn naam ‘Eeuwige’ (JHVH) heb ik niet aan hen bekendgemaakt

We gaan hier wat verder in op de nieuwe godsnaam en het ‘wonder’ van de plagen. De Ene maakt zich hier bekend met een nieuwe aanduiding als het tetragrammaton JHVH 3 Bij de aartsvaderen was hij met die naam niet bekend, Voor mij duidt dat op de overgang naar een nieuwe fase in het menselijke bewustzijn over de schepping. Wel was Hij al aan de vaderen bekend als Elohim en ELShaddaj. Met die nieuwe naam – in het Jodendom uitgesproken als Adonaj of Hasjem – onthult de Eeuwige zich in een nieuwe hoedanigheid.
Om het mysterie van de godheid te benaderen in woorden helpt het mij om het beeld te gebruiken van een stem, die vanuit een hogere (of diepere) dimensie wil doordringen in het bewustzijn van de mensen en die hints of zelfs dringende richtlijnen geeft over waar het in de schepping om gaat. In zijn zuiverste vorm is dat de stem is van de Ene, van de universele schepper en voorstuwer naar een ons nog verborgen kosmisch doel.  
Maar dit gebeurde (en gebeurt nog steeds ) in sprong-achtige fasen. Het is een proces van aanvankelijke verborgenheid naar grotere onthulling, telkens onderbroken door terugkerende verborgenheden, vervormingen, misverstanden. De verborgenheid, dit voortkomen uit en weer terugvallen in het duister en weer sterker tevoorschijn komen is ook in de overlevering van de Tanach, naar inhoud en vorm weerspiegeld. Ook het godsbewustzijn evolueert, zij het niet altijd of meestal niet volgens de paden van orthodoxie en dogmatiek.
Avraham heeft zich in de mensengeschiedenis geplaatst als een der eersten, die in een intense, door hem in die tijd te vatten, vorm deze stem ontwaarde. Voor hem was die stem niet afkomstig van een abstracte godheid, maar getuigde deze van een beschermende en richting gevende presentie, die als god voor hem en de zijnen genoeg was en waarnaast hij geen andere goden behoefde, wier bestaan overigens niet werd ontkend en waarvan elementen wel degelijk nog bij Avraham te bespeuren zijn. In de lange jaren, dat zijn nakomelingen in Egypte uitdijden tot een groot volk was het contact met die God van Avraham, Jitschak en Jaäkov echter geheel op de achtergrond geraakt, zo niet verdwenen, en was de invloed van de Egyptische goden en gebruiken waarschijnlijk sterk doorgedrongen. Een enorme sprong voorwaarts in het vermogen de stem weer opnieuw en nu in een zuiverder vorm te horen ervoer Mozes bij de doornstruik in die afgelegen steppe. Mozes ont-dekte deze stem weer, eerst in zijn alles doordringende dynamische zijn/worden, niet zozeer als een abstract eeuwig zijn, maar als een vitaal in alles en in ieder moment beschermend en ontfermend aanwezig zijn (2). Later, in de woestijn, op de berg Sinaj, zal zich de stem zich machtig manifesteren in de, zullen we maar voorlopig zeggen, de ethische gedaante van dit zijn/worden.

In de opvatting van Martin Buber 4  is Mozes is te zien als de eerste profeet – zij het een zeer bijzondere – in de reeks profeten die Israel gekend heeft. Hij is niet zozeer een tovenaar, die allerlei wonderen bewerkstelligt, maar meer een man die als profeet met een heilige opdracht profetische woorden spreekt en natuurgebeurtenissen, die zeer wel denkbaar plaatsgevonden kunnen hebben – een aantal plagen acht Buber best historisch aanvaardbaar – , profetisch duidt als tekenen van Farao’s verstoktheid. In tegenstelling tot de meeste latere profeten heeft hij bij de koninklijke autoriteit uiteindelijk wel succes.
noten. .

1.  Verschillende commentaren op de parasja Waëra  zijn te vinden in mijn boek    REIZEN DOOR DE TORA    , deel 1 Genesis en Exodus.

2. Later zullen die plagen ieder jaar tijdens de feestelijke maaltijd op de eerste twee dagen van Pesach met veel hilariteit worden gezongen uit de ‘haggada’, het boekje met het exodus-verhaal: ‘ Dam. Tsefardea. Kiniem Aroev . Dever Sjechien. Barad. Arbeh. Chosjech. Makat-bechorot’ .Eerst veranderde de Nijl in bloed Toen werd het land met kikkers bedekt. Daarna zat de lucht vol ongedierte. Toen stuurde God wilde beesten. Al het vee ging dood Daarna zaten de Egyptenaren onder de builen. Scherpe en ijskoude hagelstenen en vuur vielen uit de lucht Zwermen sprinkhanen aten het graan op. En toen werd het heel erg donker. Toen werden de eerstgeborenen gedood.

3. De meeste bijbelwetenschappers menen, dat de naam JHVW voortkomt uit een causatieve vorm van het wekwoord ‘haja’, zijn

4. Martin Buber, Mozes , Servire, 1970; oorspr.: Moses, 1965; meer dan een biografie ook een beknopt commentaar op de Tora

Bewerkt jan 2024

Sjemot      

Sjemot/Exodus 1:1–6:1

Slavernij: hoe heeft het zo ver kunnen komen


Het tweede boek Sjemot / Exodus van de Tora begint met de gelijknamige parasja Sjemot, wat betekent ‘namen’, want het boek begint met de namen van de zonen van Jacob.
In vogelvlucht behandelt de parasja de uitgroei in de loop van honderden jaren van die zonen van Jacob tot een volk van honderd duizenden, een volk, dat door een latere farao wordt gezien als een bedreiging; hij knecht het tot slavenarbeid en gelast de moord op geboren jongetjes. Hoe heeft dat volk in het land Gosjen het toch zover laten komen, dat zij zich hebben laten knechten tot dwangarbeid en dat zij zo lang hebben berust in slavernij?
Strategie van de farao

Natuurlijk kan de oorzaak aan de kant van de Egyptenaren worden gezocht. Dat vermeldt de Tora ook. Het was een politiek-strategische zet, zoals de oude wijzen opperen. De Farao was bang voor een groot volk van vreemdelingen aan de zwakke oostgrens van zijn rijk, een grens die al te vaak overschreden werd door vijandige volken uit het oosten. Hij vertrouwde die vreemdelingen niet.
Vrees voor ongewenste allianties van de Israëlieten met de vijand was uit zijn oogpunt niet onterecht. Misschien waren hij en de andere Egyptenaren ook jaloers op hun economische voorspoed (waar hebben we dat later steeds weer gezien ). Door het volk in aantal te beperken door dwangarbeid en zijn bevel de mannelijke kinderen te doden sloeg de Farao – vermoedelijk Ramses II – twee vliegen in één klap. De oostgrens werd betrouwbaarder beveiligd en tegelijk kon hij de dwangarbeiders inzetten in de bouw van zijn twee nieuwe hoofdsteden, Pithom (stad van Amon) en Ra’amses (stad van Ramses).

Assimilatie

Maar ook zochten commentatoren de oorzaak aan de kant van het volk Israel zelf. De Eeuwige trok zijn handen van het volk af, omdat de Israëlieten niet afgezonderd bleven in hun land Gosjen en niet trouw aan de vaderen; ze mengden zich in hun steeds groeiend aantal onder de Egyptenaren en gingen hun gewoonten ‘na-apen’, een voorafschaduwing van de latere helleniserende en romaniserende trends, die zich in de periode van deze uitleggers voordeden. De Eeuwige deed de houding van de Egyptenaren omslaan in haat. Die omslag in haat zien we in alle eeuwen weer gebeuren bij de naties die de bemoeienis van de Joodse minderheid in hun sociale, culturele en economische leven niet konden uitstaan; een verschijnsel dat ook zonder Gods ingrijpen verklaard kan worden*.

Educatieve doeleinden?

Sommigen dichtten aan de Eeuwige ook educatieve doeleinden toe met het toelaten van deze lange periode van slavernij. Het zou een straf zijn, die een opvoedende of een zuiverende werking beoogt; zoiets als een vader zijn zoon straft om hem op te voeden; een opvatting, waarbij mijn moderne haren van overeind gaan staan.
Wel is er in ieder geval een heel belangrijke educatieve uitwerking achteraf, na de ontworsteling aan de Egyptische onderdrukking. Wat we steeds weer tegenkomen in de Tora is, dat deze slavenperiode door de Bené Israel in herinnering moet worden gehouden als motivatie om zelf vreemdelingen goed te behandelen. Steeds klinkt de herhaalde oproep om de vreemdeling niet te onderdrukken, zoals in Sjemot 23: 9  Vreemdelingen mag je niet uitbuiten. Jullie weten immers hoe het voelt om vreemdeling te zijn, omdat jullie zelf vreemdelingen zijn geweest in Egypte.Nog op vele andere plaatsen wordt de slavenperiode met zijn onderdrukking en lijden samen met de bevrijding daaruit in herinnering gebracht bij de oproep de vreemdelingen te ontzien, te beschermen en zelfs lief te hebben (Sjemot/Exodus 22,20, Wajikra/Leviticus 19,34, Dewarim/Deuteronomium 10,19.); ook de voor die tijd opmerkelijke milde regels rond de behandeling van slaven zijn op de eigen ervaring slaaf te zijn geweest gebaseerd.

Verlies van identiteit.

In termen van voorzienigheid vraag ik me af of we wel kunnen spreken van een intentioneel hoger ingrijpen of van een vooraf gegeven hogere bedoeling van onderdrukking in het algemeen en ook in dit geval van het lijden van de afgebeulde nakomelingen van Jacob in de Egyptische ballingschap. Heeft lijden een vooraf gegeven zin? De ontwikkeling is ook te begrijpen als een intrinsieke ontwikkeling in de ziel en de geest van de volksgemeenschap en zou dan te maken kunnen hebben met het wegvallen van het gevoel van zin en richting; dat geeft de machtige meerderheid de mogelijkheid de stuurloze minderheid naar zijn hand te zetten. Inderdaad speelt de Egyptisering van de Israëlieten gedurende vierhonderd jaar van verblijf in het land van de Nijl daarbij waarschijnlijk een grote rol. Langzamerhand verloren Israëlieten de herinnering aan hun afkomst, hun voorvaderen en hun godheid. En toen ze God vergeten waren, had God als het ware ook hen vergeten. Deze godvergetenheid wordt ook weerspiegeld in de tekst van de eerste twee paragrafen door de afwezigheid van de vermelding van de godsnaam (pas aan het eind van de tweede paragraaf komt hij tevoorschijn).
Dat alles betekende een groot verlies voor het volk; zonder een gedeelde herinnering aan afkomst en traditie en zonder een gezamenlijk spiritueel ervaren verliest de groep zijn samenhang en de nodige weerbaarheid om zich tegen uitbuiting en agressie te verdedigen.
De beschrijving in de Tora van deze episode bevat geen tekenen van verzet bij het volk van Israel tegen de orders van de Farao**); het is een naamloze grijze massa die de moed heeft verloren, een volk zonder helden, een lijdzame menigte waarin geen leiders zich opwerpen die ‘nee, tot hier en niet verder’ durven te zeggen.
Een schreeuw naar de hemel

Tot de gemartelde uitgeputte massa het uitschreeuwde van ellende, ‘ins Blaue hinein’. Ze richtten hun schreeuw misschien niet eens tot de Eeuwige, die ze niet meer kenden, want in de tekst staat alleen, dat ze schreeuwden zonder object. Maar de schreeuw steeg wel op en bereikte een transdimensionaal niveau. Zo staat het er: “ ze schreeuwden en hun hulpgeroep steeg op naar de Eeuwige ” (2:23). Hij schrok als het ware uit Zijn schijnbare non-existentie wakker en trok zich het lot van het volk aan.
En er was een eenzame herder Mozes, een Hebreeër, die midden in de woestijn daarvan getuige was bij een doornstruik, die door die plotseling ontwaakte vurige compassie was gaan branden. Hoe kwam hij daar? Toen hij in Egypte was  geboren, ontkwam hij aan het bevel van de farao om alle pasgeboren jongens te doden door een list van zijn moeder. Hij kwam zelfs geadopteerd door een prinses aan het hof terecht en groeit onder de naam Mozes (Mosjee). Man geworden herkent deze zijn broeders en moet na doodslag op een Egyptische slavendrijver vluchten naar de Sinai woestijn waar de Eeuwige zich in een nieuwe hoedanigheid aan hem bij die brandende doornstruik openbaart en hem opdraagt zijn onderdrukte volk naar de vrijheid te leiden.

Noot

1.  Verschillende commentaren op de parasja Gjemot zijn te vinden in mijn boek    REIZEN DOOR DE TORA    , deel 1 Genesis en Exodus.

Herz jan 2024

Wajechi       

Beresjiet/ Genesis 47:28-50:26

De woede van Sjimon en Levi

In deze laatste parasja van Beresjiet/Genesis ligt Jakob op zijn sterfbed. Hij roept zijn zonen bij elkaar om hen te vertellen, wat in ‘ latere dagen zal gebeuren’ . Meer dan voorspellingen lijken het karakterschetsen, die de door het leven getekende oude vader van zijn weerbarstige zonen geeft in een stroom van in koortsdroom voortijlende poëtische beelden.   H ij houdt de zonen als het ware een spiegel voor, een confrontatie in soms lovende, soms snijdende bewoordingen. Met name Sjimon en Levi krijgen het flink voor hun kiezen.

(HSV 49:5-7)     Sjimon en Levi zijn broers,  
hun wapens zijn werktuigen van geweld.  
Laat mijn ziel niet in hun geheim overleg komen,  
en mijn eer niet aan hun bijeenkomst deelnemen; 
want in hun woede hebben zij mannen doodgeslagen;  
en in hun moedwil hebben zij runderen de pezen doorgesneden. 
Vervloekt zij hun woede, want die is hevig, 
en hun verbolgenheid, want die is hard.  
Ik zal hen verdelen over Jakob 
en hen verspreiden in Israël   
  .   

De daden van Sjimon en Levi

Uit deze krachtige statements blijkt, hoe Jakob op zijn oude dag nog allerminst is vergeten, hoe destijds onder leiding van Sjimon en Levi de inwoners van Sjechem (Sichem) zijn misleid en afgeslacht. (Beresjiet/Genesis 34) Niet alleen hebben zij daardoor het leven van hun familie in de waagschaal gesteld en blootgesteld aan de wraak van de omwonende volken, zij hebben daardoor ook de reputatie van de Eeuwige beschadigd. Ook al is hun zuster Dina door de prins van Siechem verkracht geweest – dit riep om wraak, zo verdedigden de broeders zich tegenover hun vader – , dit kan deze meedogenloze gewelddaden niet rechtvaardigen. Op zijn sterfbed vervloekt de oude vader dit nietsontziende fanatisme; ‘ hij zal hen (dwz de stammen van Sjimon en Levi) verdelen over Jakob (d.i. de andere stammen) en hen verstrooien in Israël’ .

Hun verstrooiing

Inderdaad schijnt in de loop van geschiedenis van de twaalf stammen in het land Kenaän de stam van Sjimon betrekkelijk gauw verdwenen te zijn, opgegaan in de stam van Juda, De middeleeuwse meester Rabbi David Kimchi (Radak) brengt dit in zijn commentaar op deze passage in verband met de 24.000 mannelijke slachtoffers die het gevolg waren van de verboden seksuele gemeenschap van de Sjimonitische prins Zimri met de Midjanitische prinses 2 ,. De weduwen uit de stam van Sjimon werden verdeeld over de andere stammen, waar zij bedelend rondgingen, zo vermeldt Radak . Een andere lezing – vermeld door Rasji ad loc – vermeldt dat de Sjimonieten arme schrijvers werden, die de voor hun brood het hele land moesten rondreizen. Hoe het ook zij, wat we hier gedemonstreerd zien is hoe van fanatisme en extremisme over lange perioden hun negatieve doorwerking hebben,
De afstammelingen van Levi, de Levieten, kwamen er beter af. Dat zij zulke vrome dienaren van de heilige ark en de tempel zouden worden is uit Jakobs woorden niet af te leiden.   Maar ook hun lot was toch ook niet te benijden, zegt Rasji; weliswaar hadden ze recht op tienden van de oogst, maar daarvoor moesten ook zij het hele land rondreizen, van dorsvloer tot dorsvloer. Zo werden ook zij verstrooid.

Concentratie van extremisme

Een morele les kan aan deze voorspelling van Jakob ontleend worden: de wapens van Sjimon en Levi zijn geweld en wraak en met hun plannen wil Jakob niets te maken hebben. Wanneer woede, ressentiment en onvrede in groeperingen van samenlevingen geconcentreerd worden dreigt het gevaar van terreur,  ondermijning van vrede en komt oorlog in zicht, We zien in de huidige politieke situatie in de wereld vele voorbeelden, niet in de laatste plaats in de Palestijnse gebieden, maar ook in Israël moet men zich hoeden voor  ‘sjimonitisch’  extremisme.  

Een advies geeft geeft de laatmiddeleeuwse Isaac ben Arama 3 ,: De fanatieke woede van de twee broers is zeker te laken, maar in gedoseerde hoeveelheid stimuleert de eigenschap van woede ( af ) de mensen om hen uit apathie te wekken en te brengen tot noodzakelijke actie. Daarom had het zin om de passies van Sjimon en Levi als het ware te ‘verdunnen’ door deze stammen te verspreiden over heel het volk van Israël. Of dit voor nu een oplossing is is de vraag.

Noten

1.  Verschillende commentaren op de parasja Wajigasj zijn te vinden in mijn boek    REIZEN DOOR DE TORA    , deel 1 Genesis en Exodus.

2,  Bemidbar/Numeri 25:4 ev. Zie ook Talmoed Sanhedrin 82a en b en mijn commentaar op de parasja Pinchas

3,  In zijn Akedat Jitschak, gate 33, waarin hij refereert aan de Ethica van Aristoteles, die op vele middeleeuwse rabbijnen – ook Maimonides – veel invloed had

Wajigasj   

Beresjiet/Genesis 44:18 – 47:27.  

Voorzienigheid
  

Als Joseef na de emotionele pletrede van Juda de overtuiging heeft gekregen, dat zijn broeders werkelijk ten goede zijn veranderd, kan hij zich bekend maken als de broer, die zij ooit verkocht hebben aan de karavaan van de Midjanieten. De broeders zijn eerst verbijsterd en bang, maar de onderkoning Joseef stapt van zijn troon af en laat de geschrokken schare dichtbij hem komen. Hij bezweert hen niet bang of boos te zijn. Niet met zoveel woorden vergeeft hij de mannen hun schuld – maak jezelf niet langer verwijten, zegt hij – en hij plaatst de hele keten van gebeurtenissen, die hebben geleid tot de hoge en machtige positie die hij nu heeft in een ander perspectief, dat van de Goddelijke voorzienigheid:  
Beresjiet Genesis 45: 7 (NBV) ‘God heeft mij voor jullie uit gestuurd om jullie voortbestaan op aarde veilig te stellen; zo wilde hij veel levens redden’.

Bestaat voorzienigheid? 

Die Goddelijke voorzienigheid is in de laatste eeuwen van verlichtingsdenken en moderniteit nogal in discussie gekomen, zo niet door de meeste moderne denkers als idee verlaten.  
In de 18e eeuw deden de vaak nog christelijk georiënteerde filosofen een poging om het beeld van een God die een goede wereld heeft geschapen en een voortreffelijk plan heeft uitgestippeld te verenigen met enerzijds de onloochenbare feiten van de natuurrampen en het morele kwaad en anderzijds met de steeds verfijndere concrete wetenschappelijke feiten van een wereld die voor de verklaring van de verschijnselen geen God nodig heeft. In veel van hun redeneringen werd het kwaad gezien als een door God ingestelde onvermijdelijke omweg naar de uiteindelijke goede eindbestemming 2 .

Later werden door moderne filosofen en wetenschappers deze soort pogingen geheel gestaakt en gingen vele (existentialistische) denkers de menselijke positie zien als eenzaam in de kosmos en opgezadeld met de uitdaging het beste ervan te maken. Hij moet zijn eigen levensontwerp maken, enige vooraf gegeven zin is in de schepping niet ingebouwd. Moedig en opstandig bepaalt hij zijn eigen lot (Albert Camus).  Sterk wordt de nadruk gelegd op de verantwoordelijkheid voor het eigen leven en de vrijheid om vorm te geven aan dat leven, dat in grote mate maakbaar is.
In die sfeer kan Joseef gezien worden als een schoolvoorbeeld van iemand die er het beste van heeft gemaakt. Hij heeft verantwoordelijkheid genomen voor zijn lot. Hij had een helder verstand, een prima intuïtie, een vermogen om te schouwen en dromen in hun essentie te begrijpen. Die gaven heeft hij uitstekend gebruikt. De misdaad die zijn broers aan hem gepleegd hadden heeft hem uitgedaagd zijn talenten tot het uiterste uit te buiten. De hele reeks gebeurtenissen rond Joseef kunnen prima geduid worden als bepaald door de acties van een man, die verantwoordelijkheid neemt, zelfvertrouwen heeft en vastbesloten is. Zò is hij opgeklommen uit het dal van  door zijn broers verkochte slaaf naar de top, misschien een beetje geholpen door gelukkig toeval.   Waar is er die superviserende Voorzienigheid voor nodig?  

Ondoorgrondelijke wegen


En bovendien: een Goddelijke voorzienigheid, die misdaden nodig heeft om zijn voorziene doelen te bereiken, is die wel te verdedigen? Het is opvallend hoe vaak de aanvankelijke menselijke verkeerdheden, dwalingen, vooruit: zeggen we ‘zonden’, de geschiedenis juist essentieel vooruit hebben helpen duwen. Met het eten van de boom der kennis begint de geschiedenis van de mensen met hun deugden en ondeugden; de jaloersheid van zijn broers brengen Joseef – en uiteindelijk de Israëlieten – in Egypte; de zonde van Juda met Tamar brengt het nageslacht voort dat zal leiden tot koning David en diens zonde met Batsjeva en de moord op haar man brengen de grootste koning van Israel voort, Sjlomo ha-melech, koning Salomo.   ‘Overtredingen werken heimelijk positief uit op het lot van het oude Israel; God, zo lijkt het, werkt aan beide zijden van de legaliteit om het fortuin van zijn uitverkoren volk te bevorderen’ 3 .
Het blijft een lastige kwestie. Hoe het ook zij, Joseef zelf had de ervaring, dat hij instrument was van een Goddelijke hand. Had hij dat verkeerd? Hoe kunnen we dat in ons hedendaags denken rijmen? Mijn indruk is, dat in het beste van het Joods gedachtegoed de paradox geduld kan worden, dat er als het ware twee bestaanswijzen naast elkaar kunnen bestaan 4 , twee lagen van bewustzijn, waarin de wereld en het menselijk bestaan gepercipieerd en onderzocht kan worden 5 .

Twee lagen van perceptie

De eerste laag is de laag van het contingente en concrete gebeuren in de wereld, waarin de mens tot op grote hoogte de vrije wil ervaart om binnen gegeven voorwaarden beslissingen te nemen en zijn leven en omgeving vorm te geven. Het is goed te doen om in deze laag te leven zonder idee van voorzienigheid; er is geen vooraf ingebouwde voorzienigheid of zin.   De wetenschap is de meest rationele uitbouw van deze bestaanswijze.
De met hoe dan ook met enige reflectie (misschien mogen we zeggen met religiositeit in de meest ruime zin) behepte mens is daar toch niet tevreden mee. Hij vermoedt een tweede laag, een hogere of diepere laag, die zich stelt boven (of onder) alle contingente fenomenen en menselijke onderscheidingen zoals bijv. goed en kwaad, een laag waarin iets gewaar of vermoed kan worden omtrent onder- of bovenliggende richting, sturing, bestemming.   Wat je als mens kan doen is je daarvoor trachten open te stellen en proberen te zien of te luisteren naar wat de weg is die hem wordt aangeboden vanuit een volstrekt andere dan de vertrouwde dimensies.
In die termen is de kwaliteit van Joseef geweest om in de nood van het moment open te staan voor die diepere/hogere laag en voor de tekenen, die de noodzakelijke richting aangaven; wie daarop vertrouwt  en deze  openstelling tpelaat geeft die andere dimensie (God zo je wilt, maar je mag het ook ongenoemd laten) de gelegenheid zich te openbaren en een aanwijzing te geven voor de noodzakelijke weg die voorligt en en de draagkracht om die te gaan 6 .. Dat inzicht over hoe dat bij hem het geval was moet bij Joseef ten volle ingedaald zijn, toen hij zijn broeders na ruim twintig jaar weer voor zich zag 5 .

noten

1.  Verschillende commentaren op de parasja Wajigasj zijn te vinden in mijn boek    REIZEN DOOR DE TORA    , deel 1 Genesis en Exodus.

2.  Een overzicht in Susan Neiman, Evil in modern thought , Princeton University Press, 2002. De enorme aardbeving van Lissabon in 1755 ontstak de discussie, o.a bij Immanuel Kant

3. Citaat uit David Biale’s boek, Eros and the Jews, Basic Books, Harper Collins, 1992

4. Rabbi Akivaa zei: alles is voorzien, toch is ons vrijheid van keuze geschonken, Pirkee Avot 3.15.
5. Verwante opvatting kwam ik tegen in Andreas Burnier, Ruiter in de Wolken,  1955, p. 275 ev

6. Een mooie passage uit de Talmoed breng ik hiermee in verband;
‘Als een mens begint te zondigen worden de deuren voor hem wijd geopend, maar als hij zich wil zuiveren wordt hij geholpen. In de school van Rabbi Ishmael leerde men: het is als de verkoper van olie en balsem. Als de koper (gewone) olie komt kopen zegt de winkelier: hier is de maatkan, meet het zelf maar af. Maar als de koper balsem komt kopen zegt de winkelier: wacht, ik meet je balsem samen met jou af, zodat we beiden van de geur genieten.’
Dat spreekt aan: God als de winkelier, die als voor de foute weg kiest jou niet tegenhoudt, maar als je de goede weg kiest een handje helpt.   Voor de seculiere lezer: als je voor de foute weg kiest houdt niets je tegen; maar als je voor de goede weg kiest krijg je een duwtje vanuit de kosmos mee.  
Overigens kwam ik ook de uitlegging tegen, dat als de klant iets duurs kiest – zoals balsem – de winkelier onder het voorwendsel dat hij wil meegenieten (om zijn wantrouwen te maskeren) er beter met zijn neus op kan staan om erop toe te zien, dat hij niet benadeeld wordt; dat is de cynische uitleg, die ik niet deel, zo multi-interpretabel kan het vaak zijn…(Reesj Lakiesj (plm 200) in het Talmoedtractaat Joma 39)

Mikeets   

Beresjiet/Genesis 41-44:18
 
Een droom, die niet is uitgelegd is als een brief die niet is gelezen

Jozef wordt uit de gevangenis gehaald om de droom van de Farao te verklaren, de beroemde droom van de zeven vette en de zeven magere jaren. Josef verklaart hem en geeft ook nog het recept om de na zeven welvaartsjaren verwachte hongersnood door te komen. De Farao verheft hem uit zijn nederige positie als bajesklant tot onderkoning en geeft hem een voorname vrouw tot echtgenoot. Jozef neemt zeer vooruitziende maatregelen en laat overal door het land voorraadschuren bouwen en vullen met koren en inderdaad komen de zeven jaren van hongersnood, die ook het land Kenaän bereiken en JJakob en zijn kroost. 
De broers van Jozef komen naar Egypte om koren te halen en worden voor de onderkoning gebracht, die ze niet als hun broer herkennen. 

Jozefs dromen

Elders (In mijn boek ‘Reizen door de Tora’ en op de website van Stichting Pardes) 1  heb ik deze rijke parasja vanuit het aspect van de ommekeer van Jozefs broeders belicht, nu ga ik wat verder in op het in Jozef belichaamde fenomeen dromen. In de Tora wordt niet veel gedroomd, tien zijn er te traceren waarvan zes te maken hebben met Jozef als dromer en als droomuitlegger. De vier andere dromen zijn duidelijke boodschappen van de Ene (of zijn engel) en behoeven geen interpretatie, de droom van Avimelech (Beresjiet/Genesis 20:3 ev), Jakob’s ladder (Ber/Gen 28:12 ev), Jakobs’ gespikkelde schapen (Ber/Gen31:10 ev), Lavan gemaand Jakob met rust te laten (Ber/Gen 31:24 ev). De twee dromen van Jozef en de vier die hij heeft geduid zijn in beelden verpakt en vereisen een goede uitleg. De ene droom van Jozef is die over de elf schoven, die zich voor hem buigen ( Ber/Gen37:5 ev), de ander die hij een tijd later droomt gaat over de zon, de maan en de elf sterren, die zich voor hem buigen (Ber /Gen37:9 ev). De schenker droomt over de wijnrank met drie knoppen en over dat hij Farao weer een beker overhandigt ( Ber/Gen 40:9 ev); de bakker droomt over de drie manden met brood op zijn hoofd die door vogels worden weggepikt (Ber/Gen 40:16 ev); Farao droomt over de zeven magere koeien, die de zeven dikke koeien opeten (Ber/Gen 41:1 ev) en diezelfde nacht over de zeven dunne korenaren, die de zeven dikke korenaren verzwelgen ( Ber/Gen 41:5 ev). 

Rabbijnen over dromen

De waarde van dromen wordt door vele commentatoren erkend. De Talmoed zegt, dromen zijn een zestigste van profetie. (‘vuur is één zestigste van Gehinnom (plm = hel), honing is één zestigste van manna. Sjabbat is één zestigste van de komende wereld, slaap is één zestigste van dood, een droom is één zestigste van profetie’ 2 ,,
Maimonides, constateer de achteruitgang van de menselijke gave van profetie, hoewel een wijs en verheven mens in principe nog zou kunnen profeteren. Evenals de Talmoedische wijzen ziet de oude middeleeuwse meester dromen als een onvolmaakte uiting van profetische verbeelding, De Midrasj verzameling  Beresjiet Rabba zegt:  “dromen zijn de knoppen van profetie”. Dat is inderdaad een mooi beeld, want een knop is de vrucht die nog niet volledig is ontwikkeld, zo is ook de verbeeldingskracht ten tijde van de slaap precies datgene wat werkzaam is ten tijde van profetie, in een onvolmaakte en incomplete toestand’  3,
Veel dromen zijn nogal chaotisch, maar te midden van verwarrende beelden kan toch een boodschap zijn verborgen. Daarom zijn dromen de moeite waard om herinnerd te worden en bezien te worden op hun mogelijke betekenis. In het tractaat Berachot van de Talmoed zijn interessante discussies te lezen over dromen en hun mogelijke betekenissen. De rabbijnen presenteren vele betekenissen van droombeelden van de meest wisselende aard. Sommige zijn echt verrassend. 
Rabbi Chisda zei: ‘Een droom, die niet is uitgelegd is als een brief die niet is gelezen’ 4 , Niet zozeer de droom op zich, maar hoe een droom wordt uitgelegd is bepalend. De rabbijnen van de Talmoed zeggen: ‘alle dromen volgen de mond (de uitleg)’. Is deze uitspraak volgens de Tora?  R. Eleazar zei: hoe weten we dat alle dromen de mond volgen? Omdat wordt gezegd, “en zoals hij ons uitgelegd had, zo is het gebeurd” (uit het verslag van de schenker aan Farao, Ber/Gen 41:13). Rava zei, ‘alleen als de uitleg beantwoordt aan de inhoud van de droom’ 5 ,
Een droom kan dus alleen dan zijn belang hebben, als hij in woord en duiding door de dromer of zijn uitlegger is vertaald. 

Het kan lang duren voordat een droom uitkomt. Jozef heeft als jongen twee keer een droom gehad over dat buigen van zijn familie voor hem, twee keer, dat tekent het belang van de droom, zeggen de rabbijnen. De vervulling van Jozefs dromen duurt wel heel erg lang. Aanvankelijk lijkt er weinig uit te komen van het beeld van de meester voor wie zelfs de sterren buigen; integendeel niet lang na de dromen is Jozef slaaf geworden. Het duurt nog tweeëntwintig jaar voordat de broers van de inmiddels onderkoning geworden Jozef zich neerbuigen als de korenschoven van de jongensdroom. Dat de vervulling zo lang duurt heeft te maken met dat de dromen op verschillende dagen zijn gedroomd. De twee dromen van Farao daarentegen zijn op dezelfde nacht gedroomd; dat betekent, dat de boodschap bijzonder urgent is en hun vervulling aanstaande. Jozef benadrukt: ‘Dat de droom tot tweemaal toe aan Farao herhaald is, wil zeggen, dat de zaak bij God vaststaat, en dat God die spoedig zal volbrengen’ (Ber/Gen 41:32). Let dus op dromen die zich vaak herhalen! 

Jpzef naast uitlegger ook uitvoerder

Jozef is niet alleen een dromer, hij is ook en vooral een uitlegger. Daarbij ziet hij zichzelf als instrument, als kanaal voor de Ene. Als uitlegger moet je helemaal leeg zijn van eigen belang en subjectieve associaties en oordelen, dan kan je je voor de boodschap openstellen. Jozef begrijpt ook, dat de boodschap in de dromen van Farao vraagt om actie en hij komt onmiddellijk met een strategisch plan om de gevolgen van de voorspelde hongersnood na de zeven jaren van welvaart op te vangen. Als je de boodschap van de droom hebt begrepen kan je maar beter de vereiste actie ondernemen. 

Dromen als diagnose

Dromen kunnen verwarrend zijn en soms misleidend, maar ze zijn geen bedrog, ze gebruiken allen allerlei trucs om de boodschap zowel te brengen als te verbergen, zoals Freud dat uitgebreid heeft beschreven. Mijn ervaring is, dat ze vrijwel altijd iets te zeggen hebben over de grondstemming in onze lichamelijke of psychische constitutie, die overdag vaak onder de oppervlakte van ons daags bewustzijn duikt. Vaak manifesteren dromen iets van onze al dan niet heimelijke verlangens, van de meest nobele tot de meest verwerpelijke. Gedachten, driften en frustraties kunnen stof leveren voor bizarre droomverhalen. Soms gaat een droom niet over onszelf maar over anderen, of zelfs de samenleving en de wereld. Dan naderen zijn de profetie. Het loont de moeite onze dromen niet te vergeten, maar ze onder ogen te zien en te overdenken. Ze dragen bij tot de kennis van onszelf. 

Dromen als kenmerk van leiderschap

Rabbi Jonathan Sacks  z,l, 6 heeft ook over de kracht van dromen geschreven. Hij breidt het begrip uit tot krachtige visualisatie van ideeën, voor een betere toekomst van mens en samenleving die om verwerkelijking vragen,
Als voorbeelden noemt hij het zionisme dat krachtig is opgeladen door Theodor Herzl’s uitspraak: “Als je wil is het geen droom,  im tirtsee een chalom” en Martin Luther Kings beroemde “Let  ’s have a dream”. waarmee hij de emancipatie van de zwarte bevolking van de Verenigde Staten inspireerde, Dromen, de gave die uit te leggen en dan de kracht om die in actie om te zetten, dat is een kenmerk van groot leiderschap, aldus Sacks, en Jozef heeft daar een goed voorbeeld voor gegeven.
Laten zulke leiders opstaan die het rampzalige conflict van Israël en de Palestijnen de weg van de vrede op durven dromen en leiden.
Noten

1.  Verschillende commentaren op de parasja Mikeets zijn te vinden in mijn boek    REIZEN DOOR DE TORA    , deel 1 Genesis en Exodus.

2, Talmoed Berachot 57b. Vele uitspraken over dromen staan in de hoodsstukken 55-57 van het tractaat Berachot

3, (Gids der Verdoolden/Moreh Nevoechiem 2:36

4,  Berachot 55a

5,  Berachot 55b

6,
Rabbi Jonathan Sacks over dromen:  http://www.ou.org/torah/parsha/rabbi-sacks-on-parsha/the_power_of_dreams/  
Rav Kook over Mikeets en dromen:  http://ravkooktorah.org/MIKETZ63.htm 
Degelijk artikel is  ‘Torah Dreams’ , door Rabbi Dr. Hillel ben David (Greg Killian) 

RC herzien dec 2023

Wajesjev  

Beresjiet/Genesis 37:1-40:23

De wegwijzer; toeval of sturing?

Van de vele kleurige en dramatische gebeurtenissen kies ik een passage over één bepalend moment, dat zich voordoet tijdens Joseefs zoektocht naar zijn broers, die hem als slaaf zullen verkopen. Het lijkt een vrij onbelangrijk detail dat in hoofdstuk 37: 15-18 wordt verteld: (NBV) ’Toen Jozef daar in het veld ronddwaalde, kwam hij iemand tegen die hem vroeg wie hij zocht. ‘Ik ben op zoek naar mijn broers,’ antwoordde hij. ‘Kunt u me zeggen waar zij het vee aan het weiden zijn?’ ‘Ze zijn hier niet meer,’ zei de ander, ‘ik hoorde hen zeggen dat ze naar Dotan wilden.’ Jozef ging zijn broers achterna en trof hen in Dotan aan’.

Man of engel?

 Uitgangspunt bij Tora-verklaring is dat er nooit iets voor niets staat.
Ook al lijkt het een onbelangrijk detail, het feit dat het is opgenomen in het verhaal houdt in dat het een betekenis of boodschap heeft.
In de hierboven opgenomen vertaling staat, dat Joseef ‘iemand tegenkwam’. Letterlijk vertaald staat er: Jiemtsehoe ies  ofwel: een man ( iesj ) vond hem. Wanneer er sprake is van een anonieme ‘man’ gaat het in de Tora meermalen om een instroming in de manifeste wereld van een transcendente kracht, die een belangrijke wending teweegbrengt. Soms wordt hij een ‘man’ genoemd, zoals de mannen die bij Avraham op bezoek komen en hem de geboorte van Jitschak in het vooruitzicht stellen; en denk ook aan de ‘man’ met wie Jacob heeft geworsteld aan de Jabbok. Soms wordt hij een boodschapper genoemd, een ‘ malach ‘, later via het Griekse equivalent ‘ angelos ‘ vertaald als ‘engel’.

De veel geraadpleegde Middeleeuwse commentator Rabbi Sjlomo Jitschaki (Rasji) verklaart beknopt, dat het hier gaat om (de engel) Gavriël; zie ook het boek Daniël, waarin gewag wordt gemaakt van ‘een man Gavriël’, waar het duidelijk gaat om een engel-achtig fenomeen (Daniël 9:21 ) Daarmee kiest deze commentator duidelijk voor de interpretatie dat het hier een ingreep van de Eeuwige betreft.
Hoe het ook zij, het is duidelijk dat het hier een draaipunt betreft in de afwikkeling van het drama van Joseef en zijn broeders, ja zelfs in de geschiedenis en het lot van Israël. Joseef was verdwaald. Als hij de man niet had ontmoet had hij zijn broeders waarschijnlijk nooit gevonden. Misschien was hij wilde dieren tegengekomen, rovers, misschien was hij onverrichter zake teruggekeerd naar het kamp van zijn vader.
Hij was waarschijnlijk nooit in Egypte terecht gekomen en nooit de redder van zijn familie geworden,. Waarschijnlijk was Jacob en zijn zeventig mensen nooit in Egypte aangeland, met de vestiging in het land Chosjen, de bevolkingsaanwas,, de toenemende onderdrukking en tenslotte de Exodus.

Toeval of sturing?

Is het toeval dat de ‘man’ op de weg van de verdwaalde Joseef kwam?
Eeuw in eeuw uit is de vraag of een essentiële schakelgebeurtenis (b.v. een ontmoeting) nu zuiver toeval is geweest of een ingreep Gods. Het is een onderwerp, dat gezellig bediscussieerd werd en wordt aan de borreltafel (of bij het nomaden kampvuur, wie weet) en tussen wetenschappers, theologen en filosofen, in gewichtige academische fora. Op belangrijke historische wendingspunten, maar ook in de individuele levens van onberoemde personen zijn er staaltjes van al dan niet schijnbaar toeval te geven.
Wie ben ik om een overzicht te geven van de stand van deze discussie, die in populair wetenschappelijke vorm een eigentijdse variant kent – waar het gaat over biologische evolutie – onder de noemer van ‘intelligent design’.
Ik wijs er hier op, dat de Tora suggereert, dat er een bovenmenselijke, zo u wil goddelijke sturing is. Een sturing, die kennelijk wil, dat Joseef zijn beproeving tegemoet gaat, dat de broeders hun dwaling aan hem begaan, zodat Joseef vanuit de diepste put via toppen en dalen naar zijn hoogste glorie kan stijgen, waardoor hij zijn familieleden vanuit hun ontberingen een veilige plaats van welvaart kan bieden, welke plaats weer wordt tot een oord van ellende, van waaruit zij uiteindelijk uit de slavenketens bevrijd optrekken naar de Sinaj, waar zij de openbaring van de Tora krijgen, waarna etcetera de geschiedenis verder rolt met een beurtelings oplichtende dan weer in duistere raadselachtigheid verzinkende finaliteit.

Misschien is onze grootste vrijheid als mens niet zozeer dat wij in opperste vrijheid kunnen kiezen als wel dat wij de vrijheid hebben ons af te sluiten óf ons te openen voor welke boodschapper ons vanuit een grotere dimensie met zijn tekens, met zijn richtingwijzing tracht te bereiken. Misschien is dat de kwaliteit van Joseef geweest – behalve dat hij een helder verstand had, een prima intuïtie, een visie om te schouwen en dromen in hun essentie te begrijpen – : de kwaliteit om in de nood van het moment, verdwaald in eindeloze velden, open te staan voor tekenen, die de juiste richting aangaven; en wie weet geeft dat aan die hogere dimensie (God zo u wil) de gelegenheid zich te openbaren met de noodzakelijke weg die te gaan is.

Noot

1.  Verschillende commentaren op de parasja Wajesjev zijn te vinden in mijn boek    REIZEN DOOR DE TORA    , deel 1 Genesis en Exodus.

Chanoeka sameach!

RC bewerkt 8 dec 2023

Wajisjlach    

Genesis/Beresjiet 32:4 – 37

Het litteken van Jakob

Jakob is op de terugreis vanuit Charan naar de tenten van zijn jeugd. Zijn broer Esau, die hij tweeëntwintig jaar geleden ontvlucht was trekt hem tegemoet, beiden zijn welvarend geworden. Met angst en beven ziet Jakob de ontmoeting met zijn vermoedelijk wraakzuchtige broer naderen en hij vreest het ergste. Verschillende preventieve maatregelen treft hij. Hij verdeelt zijn mensen over verschillende plaatsen, zendt rijke geschenken aan vee vooruit. Vlak voor de ontmoeting overnacht hij in zijn eentje aan de beek Jabbok en vecht met een onbekende man

Een nieuwe identiteit

De nacht van Jakobs worsteling met de ‘man’   (iesj  ) ontpopt zich als een beproeving. De paradox is dat de duistere kracht die Jakob aangrijpt en het op zijn ondergang voorzien lijkt te hebben, hem kwetst aan zijn heupspier, zich in de loop van het gevecht onthult als engel van licht die Jakob kan zegenen en hem een nieuwe identiteit (als ik dat beperkte woord kan gebruiken) in leidt. Het is Jakob die zijn inzet ten volle moet geven, maar als hij dat dan ook doet, wil de tegenstand wijken en blijkt daarachter de goddelijke zegen schuil te gaan.

Een afrekening

In zijn jonge jaren was Jakob jaloers op Esau, hij wilde de macht en de ongeremde spontaniteit van de door de vader zo geliefde Esau hebben en aan het ziekbed van zijn vader kleedde hij zich zelfs in Esau’s kleren, wilde als het ware in zijn schoenen staan. Nu vindt hij zijn werkelijke identiteit en zijn missie: man te zijn van de geest, die het primaat heeft boven de illusie van fysieke macht en materiële rijkdom. Het nachtelijk gevecht betekent ook de rekenschap die Jakob zich moet geven over zijn leugenachtig en jaloers gedrag tegenover zijn vader en zijn broer, een ‘ chesjbon hanefesj’, een afrekening op diep psychisch niveau; Jakob heeft ommekeer –  tesjoeva  – gedaan. Van een Jaäkov, een hielenvolger, een bedrieger, is hij een Godstrijder, Israël, geworden.

Jakobs heupspier verwondt; een oude rabbijnse uitleg

Toch is Jakob er niet zonder ‘kleerscheuren’ vanaf gekomen.
Hij is gewond geraak aan zijn dijbeen, meer speciaal aan de zenuwpees die over de heup loopt, de  nervus striaticus  . Hebreeuws  gied nasjee  , je zou kunnen zeggen een variant van de Achilleshiel.  Daar op die plek wist de nachtelijke man/engel net nog voor het ochtendgloren, toen hij ‘op verlies’ stond, Jakob nog te raken. De rabbijnen associëren dit met een stukje kwaad, dat Jakob zo met zich meenam en (zelfs dat dit mystiek gezien een opening bood voor rampzalige gevolgen als de verwoesting van de tempel), een denkwijze die doet denken aan soort van negatief ‘karma’, dat toch aan de gelouterde aartsvader bleef kleven. Het staat dan voor de zwakke plek die wij allemaal hebben om te bezwijken voor destructiever hartstochten, die ons op een onbewaakt ogenblik kunnen overweldigen.  Gied nasjee  , letterlijk ‘de zenuw van het vergeten’ , want wanneer die zwakke plek – volgens de Zohar niet voor niets vlak bij schaamstreek, – eenmaal geraakt is kunnen we alle morele scrupules en al het  rationele denken doen vergeten, overboord zetten. Zo verklaart men het taboe, dat de Tora voor het eten van de heupzenuw geeft 2 .

Een blijvend litteken

Als alternatieve uitleg zou je ook kunnen zeggen, dat Jakobs kwetsuur op indringende wijze weergeeft, dat alle intens ingrijpende ervaringen van fysiek en psychisch geweld een trauma nalaten. Het is onderdeel van de menselijke conditie. Jakob hield er een mank been aan over. Feitelijk kan vrijwel niemand vermijden dat het leven hem of haar op een bepaalde manier of op een zeker moment  verwondt, soms lichamelijk, soms psychisch, soms allebei, soms in overkomelijke mate, soms overweldigend.  Iedereen heeft zijn eigen litteken dat hem of haar herinnert aan de worsteling om de crisis die hem of haar heeft getroffen te overkomen. De overwinning is nooit absoluut . Je kan er overheen komen,of er zelfs rijker uitkomen, maar een litteken blijft schrijnen .

Noten

1.  Verschillende commentaren op de parasja Wajisjlach zijn te vinden in mijn boek    REIZEN DOOR DE TORA    , deel 1 Genesis en Exodus.

2.  zie de een uitgebreide kabbalistische behandeling door Isaiah ben Abraham Horowitz (c. 1555 – March 24, 1630) ofwel de Shelah in  Shney Luchot Habrit  op sefaria.org

RC bewerkt 1 dec 2023

Toldot   

  Beresjiet/Genesis 25:19-28:9

Demonisering

Een gezinspsycholoog zou over Isaaks familie waarschijnlijk spreken van een gespleten gezin. Vader Isaak(Jitschak) en moeder Rebecca (Rivka) hebben ieder hun eigen voorkeur en dragen ieder bij om de disharmonie tussen hun beide zonen (Esau (Esav) en Jacob (Jaäkov) te versterken 1 .   

Esau en Jacob, twee karakters

Vanuit het oogpunt van toneel- of filmscenario is het verhaal van de broers vol spannend conflict en ligt het drama voor het grijpen. Esau is dan een onmisbaar en noodzakelijk ingrediënt van het drama. Goed de tekst bekeken is er niet zoveel mis met hem. Hij is een onstuimige vent, een wildeman, maar ook een goed jager en j een goede krijgsman (die naar de latere vaderzegen zal leven van het zwaard). Hij is een lastige klant, die naar het idee van zijn ouders de verkeerde vrouwen kiest, maar dat later tracht goed te maken door een kleindochter van Avraham te trouwen. Hij leeft in het moment, een gepassioneerd man. Misschien zou hij nu een stinkend rijke zakenman zijn, een ijzervreter van een kolonel in het leger, een stervoetballer zijn, kundig, toegewijd, populair, een paar jaar geliefd, en later vergeten, .   
Jacob is zijn tegenhanger, een rustige man, slim, een vent die vooruitkijkt, wiens ambitie verder reikt dan het moment van nu, een strateeg, die vooruit plant.  

Rabbijnse demonisering van Esau 

Maar Esau zou in veel rabbijnse ogen het toonbeeld worden van het kwade, van de man die voor het slechte pad kiest.   Zijn andere naam Edom – de rode – zou het label worden van alle kwade machten die het op Israël voorzien hadden. Het volk Amalek, afstammend van Esau, Haman de afstammeling van Agag, ook een Edomiet, dan de Romeinen en zelfs Hitler werden door velen gezien in het teken van Esau.   
Vele commentaren en midrasjiem belichten duistere kanten van Esau en schilderen hem af als een onverschillige, liefdeloze, moordlustige man.  Er zijn tal van legenden om Esau geweven, die de slechtheid van Esau in kwade geuren en donkeren kleuren beschrijven.2 ,
Een voorteken zagen vele uitleggers reeds het rode haar waarin de baby Esau was gehuld, waarbij de kleur rood als symbool gold van het te vergieten bloed.  Het kan heel goed, dat Avraham Esau nog heeft meegemaakt. Avraham was 100 toen Jitschak geboren werd, 140 toen Jitschak huwde en waarschijnlijk twintig jaar later vader werd. Jacob en Esau ongeveer waren nog jongens, toen Esau van de jacht terug kwam en de rode soep eiste. De legende wil dat tot dan Esau omwille van zijn grootvader zijn boze neigingen inhield. Maar op die dag dat Avraham stierf, 175 jaar oud, braken bij Esau de duistere krachten los.  Sterker nog, de legende luidt, dat op die dag Esau ook Nimrod had verslagen, de koning die Avraham al had vervolgd en die, nog steeds rebelleerde (Nimrod <‘marad’= rebelleren) tegen diens nageslacht en tegen die Ene G-d; Nimrod had het voorzien op Esau, waarbij het tussen hen ook nog zou gaan om het kleed van Adam, dat macht gaf over de wereld en de natuur.  Sindsdien zou Esau een machtige mensenhater zijn, die als een ziekte haat om zich heen zou verspreiden.
Mooie schrille verhalen, die op zich al weer roepen om duiding. Duidelijk is dat veel bijbelcommentaar en midrasj uit zijn op het construeren van duidelijke zwart-wit rolmodellen. Aan de ene kant zijn er heilige voorbeelden van het goede – vaak gevonden in Avraham, Isaak en Jacob, Mozes, David etc. De Oude Wijzen zien graag Jacob als onberispelijk en vroom, al Tora lerend bij de tenten en zo praatten zij het bedrog van Rebecca en Jacob bij het schijnbare sterfbed van Isaak goed 3 . Maar – aan de andere kant – zijn daarmee ook antithetische modellen ontstaan van slechtheid en kwaad.

Twee polen

Esau is voorwerp geworden van het laatste. Goed beschouwd is hij toch eigenlijk niet meer is dan de ‘gewone mens’ met zijn passies, de bully, de macho, de feestvierder, de vreemdganger, licht ontvlambaar, oppervlakkig, ja misschien de vijand van het ene moment en de vriendelijke buurtgenoot van het volgende moment.   Jacob is ook niet zonder smetten, hij heeft zijn eigen menselijke tekortkomingen. Hij is de man van de reflectie en verstand, die deze geestelijke attributen eerst verkeerd aanwendt voor list en bedrog en later met zichzelf en zijn broer in het reine komt. De Tora beschrijft eerder dan statische portretten van supergoede en intens kwade karakters de dramatische dynamiek van een proces tussen twee mensen, die de belichaming zijn twee polen; van geest en lichaam, van verstand en impuls, van reflectie en drift. Beiden zijn aan elkaar gewaagd. Eigenlijk vormen ze een polariteit onder het teken van een overkoepelende eenheid. Ze hebben elkaar nodig, kunnen niet zonder elkaar. Maar Jacob is gekozen als voortzetter van Avrahams erfenis van inzicht in de onverbrekelijke eenheid in de schepping, van rechtvaardigheid en compassie. Hij is gekozen als  drager van de missie om het licht van de geest in een donkere en verwarrende wereld niet te laten doven. Maar dat Jacob is gekozen betekent niet, dat Esau is afgewezen, zoals Rabbijn Jonathan Sacks nadrukkelijk betoogt in een diepgaande herlezing van de tekst, die geen aanleiding tot demonisering bevat 4 .Verliezen we dat uit het oog,dan is de basis gelegd voor overdreven heiligverklaring van de een versus demonisering van de ander. In deze barre tijden van nieuwe oorlogen die zelfs Israel bedreigen lijkt dat een vrijwel onmogelijke opgave.

Noten

1.  Verschillende commentaren op de parasja Toldot zijn te vinden in mijn boek    REIZEN DOOR DE TORA    , deel 1 Genesis en Exodus, en op mijn    website  

2.  Louis Ginzberg . legends of the Jews, Volume 1:6, (1909 CE) In dit verhaal zijn allerlei aggadische vertellingen rond Esau samengevat.

3.  Zie bijv Radak (Rabbi David Kimchi ,1160–1235) ad Genesis/Beresiet 27:19

4. In zijn boek ‘Niet in Gods Naam’, Kok, 2016, deel II

Wajera  

 Beresjiet/Genesis18 – 23

Ruzie over land en zijn bronnen, hoe losten de aartsvaders het op?

Het land wat wij gemakshalve met de beladen term Palestina (van  Romeins/Latijn Palestina’ = land van de Filistijnen) noemen was nooit een leeg gebied. Toen Abraham (pas later  Abram genoemd) het land Kanaän binnentrok – het land dat hem ooit aan zijn verre nakomelingen was beloofd – was híj een immigrant, evenals later  zijn zoon en kleinzoon Isaak en Jacob. Abraham kwam in een land dat al door vele volken en volkjes was bewoond en al vele steden kende. Hij , zijn vrouw Saraï, zijn dienaren en de herders van zijn kudden waren nomaden. Ze moesten diplomatiek omgaan met hun omgeving. Een keer moest Abraham met een aantal  bondgenoten zijn toevlucht nemen tot geweld. Dat was om zijn neef Lot uit de handen van Kedorlaomer, de koning van Elam, en zijn bondgenoten  te redden. De edelmoedigheid van winnaar Abraham blijkt uit de houding tegenover de door deze koning Kedorlaomer verslagen en geplunderde inwoners van de stad Sodom: Hij wilde niemand van de vangen Sodomieten als slaaf houden en gaf al hun als buit afgenomen bezittingen terug (hfst 15).

Abraham en de Filistijnen

We leren in de parasja Wajera 1 meer van Abraham kennen in zijn verhouding tot de Filistijnen die de kuststreek ter hoogte van Jaffa en Gaza bewoonden, vermoedelijk afstammelingen van bewoners van het eiland Kreta. Met name zijn verhouding met de machtige koning van de streek Gerar in wiens gebied Abraham z9ijn tenten opzette  was speciaal. Toen Abraham in Gerar neerstreek liet de koning Avimelech (“mijn vader is koning”) Sara in zijn paleis brengen; Abraham zei immers – uit angst dat in het huis van de koning niet de ‘vreze Gods’ heerste dwz men niet terug zou schrikken voor moord of verkrachting van vreemdelingen – , dat zij zijn zus was, ‘de dochter van mijn vader maar niet van zijn moeder’ (vermoedelijk was ze wel een nicht,  de dochter van zijn overleden broer Haran). Een boze droom onthulde de koning de waarheid, dat Saraï Abrahams vrouw was en hij gaf haar geschrokken terug samen met vele geschenken aan vee en zilver (hfst 20).
Inmiddels had Abraham zich een reputatie opgebouwd van niet alleen een rijke en vermogend clanhoofd te zijn maar ook een bijzondere persoonlijkheid met een goede relatie met hogere machten. Toen er zich een conflict met Avinelech ontspon zien we Abrhram krachtiger optreden, hij is niet bang meer voor de machtige Filistijn, die nu nota bene een verbond met hem wil sluiten van wederzijdse loyaliteit. Maar er is nog een belangrijk pijnpunt

21: Maar wel maakte hij Abimelech verwijten over een waterput die Abimelechs knechten zich hadden toegeëigend. 26‘Ik weet niet wie dat heeft gedaan,’ zei Abimelech. ‘U hebt er mij niets over gezegd en ik hoor er nu voor het eerst van.’ 27Toen schonk Abraham schapen, geiten en runderen aan Abimelech en sloten zij een bondgenootschap. 28Zeven ooilammetjes 2 zette Abraham apart. 29‘Wat hebben die zeven lammetjes te betekenen die u apart hebt gezet?’ vroeg Abimelech hem, 30 en hij antwoordde: ‘Door die zeven ooilammetjes van mij aan te nemen erkent u dat ik deze put hier heb gegraven.’31Omdat zij daar een eed zwoeren heet die plaats Berseba 3 .

Abraham staat open voor overleg en concessies, maar schuwt een assertieve zet niet. Uiteindelijk bewaren ze de vrede en gaan de bondgenoten vreedzaam uitteen.
Abrahams zoon Isaak (Jitscchak) heeft later ook zijn eigen (frappant analoge) belevenissen in Gerar met Avimelech (zie de volgende parasja), maar treffend is zijn oplossing voor een vergelijkbaar conflict over waterbronnen met de herders van Avimelech; voor hem is strijd en onderafdeling niet de moeite waard, hij trekt zich terug en gaat naar aar bde ruimte is (zie hfst 26).;

26 19Ook Isaaks knechten gingen in het dal aan het graven en zij troffen er een bron met helder water aan. 20Maar de herders uit Gerar maakten ruzie met Isaakks herders. ‘Dat water is van ons,’ zeiden ze. Omdat hij daarover onenigheid met hen had gekregen, noemde hij die bron Esek. 21Toen groeven ze een andere put en ook daarover kregen ze ruzie; hij noemde hem daarom Sitna. 22Daarna trok hij verder, en weer groef hij een put. Hierover ontstond geen onenigheid. Hij noemde hem Rechobot, ‘want,’ zei hij, ‘nu heeft de Eeuwige ons ruimte gegeven in dit land en kunnen wij ons uitbreiden.’
Isaak deed steeds een concessie tot hij een conflictvrije ruimte vond.

We hebben hier een aantal modellen voor conflictoplossing getoond en gaan hier verder geen mooi moreel verhaal over houden in het licht van de huidige politieke situaties, die in schaal zo verschillen met de toenmalige halfnomadische samenleving. Maar moge de typische karakters van de aarstvaders u tot richtingwijzende gedachten stemmen

Noten

1.  Verschillende commentaren op de parasja Wajera zijn te vinden in mijn boek  REIZEN DOOR DE TORA  , deel 1 Genesis en Exodus, en op mijn  website  

2, Zeven lammeren: zeven is in het Hebreeuws sjeva, wat ook doet denken aan de stam voor zweren: sjeva, eed = sjevoea

3. Berseba, Hebreeuws Beër=sjeva = bron van de eed of bron van zeven

4.. Een amusante aanvulling in Genesis Rabba: de herders beslisten datn voor wiens vee het water zou rijzen, voor hem zou de bron zijn; en het water rees voor Abrahams kudden.

RC nov 2023

Lech Lecha   

Beresjiet/Genesis 12-18  

 De universele Abraham

Jodendom, Christendom en Islam hebben zich altijd verstrengeld met politieke ontwikkelingen en niet met gunstig gevolg. Vooroordelen en onderlinge haat hebben de overhand gehad op verdraagzaam en zlefs voorspoedig samenleven.  De uitbarsting van geweld rond de Gazastrook raakt ons diep in de ziel en en de schokgolf van zowel antisemitisme als islamofobie in de rest van de wereld maakt ons ongerust en angstig. Laten we ons ter gelegenheid van de parasja Lech lecha 1 de focus eens richten op de oervader van Jodendom, christendom en Islam, Abraham en de universele en verzoenende aspecten van de patriarch.
Verscheidene passages in de Tora houden in, dat in Abraham de volken van de wereld zullen zijn gezegend (zoals in de eerste zegening in Genesis 12:3, niwrechoe bechá kol misjpachot ha-adama ). Bijbelprofessor Umberto Cassuto (20ste eeuw) signaleert: ‘we hebben hier de eerste toespeling op het concept van universaliteit dat inherent is in het geloof van Israel, dat verder ontwikkeld zou worden in de leringen van de profeten’ 2 .Niet alleen voor de joden, ook voor andere religies is Abraham een voorbeeld van geloof en een inspiratie voor levenswandel. Zowel in het Christendom als in de Islam wordt hij boven zijn Joodse context uitgetild.

Paulus

De apostel van het christendom, Paulus, wijdt een bij theologen befaamde passage aan Abraham. In zijn brief aan de Romeinen legt hij de nadruk op het onwankelbare geloof van Abraham in de Altijdzijnde 3  . Als ik het goed begrijp komt het op het volgende neer. Niet omdat Abraham zulke goede daden heeft verricht werd hij door God gerechtvaardigd, niet om zijn verdiensten, maar louter doordat hij op God vertrouwde, dat godsvertrouwen was al genoeg. En omdat hij al gerechtvaardigd werd toen hij zich nog niet had besneden en er sowieso toen nog geen geheel van wettische voorschriften bestond, is ook voor hen die niet besneden zijn – lees de niet-joden c.q. de christenen – het geloof in God – en natuurlijk voor de christenen in Jezus – voldoende en het is voor rechtvaardiging niet nodig, dat je je aan allerlei voorschriften – lees de Joodse wet – houdt.

Koran

In de Koran speelt Abraham een belangrijke rol, in vele passages treedt hij op. Uit een artikel van prof. Karl Josef Kuschel 4  haal ik een belangrijk citaat uit de Koran: ‘O, mensen van het Boek, waarom redetwist gij over Abraham, wanneer de Tora en het Evangelie eerst na hem werden geopenbaard? Wilt gij dan niet begrijpen? Ziet, gij twist over hetgeen, waarvan gij kennis hebt. Waarom twist gij dan (eveneens) over hetgeen, waarvan gij geen kennis hebt? Allah weet en gij weet niet. 
Abraham was noch een Jood, noch een Christen, maar hij was een oprecht Moslim. En hij behoorde niet tot de afgodendienaren.’ 5 .
Het blijkt te staan in het hoofdstuk (soera) Al Imraam, o.a. een voor joden weerbarstige verhandeling over ‘het volk van het Boek’. Maar in bovengeciteerd vers ligt wel een helder statement: Abraham ging vooraf aan Tora, Evangelie en ook aan de Koran. Hij was ‘een vriend van God’.

Prof Kuschel neemt deze soera als uitgangspunt voor zijn pleitrede voor een Abrahamitische spiritualiteit en oecumene. In zijn interreligieuze werk vindt hij zijn grondslag in de verhalen van Abraham, zoals zij verteld worden in de Tora, in het Nieuwe Testament en in de Koran. In de verhalen over Abraham komt – zo stelt hij – iets tot uitdrukking dat als grondhouding van mensen tegenover het heilige, het Absolute, tegenover God ook in andere religies te vinden is: de kracht om op grond van radicaal vertrouwen op God op te breken en iets nieuws te wagen. Dit ziet hij als Abrahamitische spiritualiteit, het radicaal vertrouwen om ondanks de deprimerende geschiedenis van conflict en geweld tussen de religies en tegen de verleiding van berusting in, vol te houden en met erkenning van verschillen steeds te zoeken naar gemeenschappelijke grond.

Tora en midrasj

Biedt de Tora in het verhaal van Abraham nog andere episoden, die inspireren tot een vredelievend samengaan van mensen?

Een late midrasj 6  verhaalt hoe een bezorgde Avraham na jaren tot tweemaal zijn zoon Ismael in de woestijn weer opzoekt en een derde keer zich met hem verzoent. Dit verhaal is in de islamtraditie in een aangepaste vorm overgenomen als basisuitleg voor de in de Koran vermelde bouw van de Kabaä door Abraham en Ismaël. Ismaël kreeg twaalf zonen. In Beresjiet/Genesis 25 wordt de laatste episode in het leven van Abraham beschreven. Hij neemt na de dood van Sara waarachtig nog een tweede vrouw, Ketoera – de midrasj zegt: dat is een teruggekeerde Hagar – en krijgt nog zes zonen bij haar. Inderdaad, een vader van vele volken is hij.7 .
Hij wordt begraven door zijn twee oudste zonen, Isaac en Ismaël (Beresjiet/Genessis 25:9). Aan het graf van hun vader ontmoeten de twee rivalen elkaar weer, dat is een hoopgevend metafoor.

Al eerder is in het leven van Abraham een signaal van een vreedzame oplossing van conflicten gegeven. Als de nog ‘jonge’ Abram met zijn neef Lot is vertrokken uit Charan ontstaat er een conflict over de weidegrond voor hun vee. (Beresjiet/Genesis 13). De herders maken ruzie met elkaar. Er is te weinig levensruimte voor beiden. Dan zegt Abraham zoiets als: laten we toch geen ruzie maken, wij zijn immers mannen die broeders zijn! Ligt heel het land niet voor je open? Er is ruimte genoeg voor ons beiden, ga jij naar links dan ga ik rechts en ga jij rechtsaf, dan ga ik linksaf.
Dat kan ook dienen als metafoor: er is ruimte genoeg voor allen, als we dat maar zien en elkaar dat gunnen. Eerst moeten we als joden, christenen en moslims ophouden ruzie te maken en elkaars waarheden aan elkaar op te dringen, stoppen met elkaar te onderdrukken en zelfs te dode.  Dan kan een ontmoeting en werkelijke kennismaking zich ontwikkelen. Dan kunnen we elkaar de ruimte gunnen, elkaars verschillen respecteren, Nu klinkt dat allemaal naïef. De laatste tijden lijkt een pluraal samenleven nog ver weg.
Maar toch, misschien gloort er dooit iets als een oecumenisch gebeuren onder het patronaat van Abraham.

Noten

1.  Verschillende commentaren op de parasja Noach zijn te vinden in mijn boek  REIZEN DOOR DE TORA  , deel 1 Genesis en Exodus, en op mijn  website  .

2.  U. Cassuto (1883-1951), A commentary on the book of Genesis, part two, from Noah to Abraham, Magnes Press, Jerusalem, 1977, p. 315

3.  Romeinen hfst 4

4.  Karl Josef Kuschel , ‘ Op weg naar een Abrahamitische spiritualiteit en oecumene’ in : In de voetsporen van Abraham, vele bijdragen aan symposia 2003 en 2004 te Nijmegen, Damon 2004

5.  Koran, Soera 3 (Al Imraan) 65-68

6.  Pirkee de Rabbi Eliezer, hfst. 30 e.v.

7.  Zie ook: Marcel Poorthuis, https://marcelpoorthuis.files.wordpress.com/2015/05/poorthuis-hagarswanderingsbetweenjudaismandislam.pdf)

RC bewerkt okt 2023

 Noach  

Beresjiet / Genesis 6:9-11:32

Hoe rechtvaardig was Noach ?

De vorige Parasja Genesis/Beresjiet eindigt met de constatering, dat de mensen alleen nog maar slechte en gewelddadige dingen deden en de Eeuwige spijt had van zijn schepping. Hij besloot tot een algehele eliminatie van mens en dier door een immense watervloed. Alleen de man Noach, de enige rechtvaardige onder de verdorven mensheid, besloot Hij te sparen.
Zo wordt Noach in het begin van de parasja Noach 1 geïntroduceerd: 6:9: ‘ Dit zijn de generaties van Noach. Noach was een rechtvaardig man, onberispelijk (een iesj tsaddiek tamiem ) onder zijn generaties ( be-dorotav ), Noach wandelde met God’.

Relativiteit van de rechtvaardigheid

Je zou zeggen dat de kwalificatie van Noach als een rechtvaardig en onberispelijk bijna niet te overtreffen is. Toch zetten de Oude Wijzen een paar stevige kanttekeningen bij de persoonlijkheid van deze redder van mens en dier.Rabbi Jehoeda (2 e eeuw) haalt uit dat ‘onder zijn tijdgenoten’ ( be-dorotav , ‘in zijn generaties’) een sterke relativering van Noachs goede eigenschappen. Had Noach geleefd in de generaties van Mozes of Samuel dan was hij niet opgevallen als een bijzonder rechtvaardige; onder de blinden wordt de eenogige helderziend genoemd en de kleuter een geleerde. In een verdorven wereld is valt een klein beetje rechtvaardigheid al snel op.
Maar – zoals het in het rabbijns discours vaak toegaat – heeft zijn collega rabbi Nechemja een tegenovergestelde mening: als hij in die generatie destijds al een rechtvaardige was, hoeveel te meer zou hij dat niet in de tijd van Mosjee (Mozes) zijn geweest! 2 . Als je in een verdorven wereld rechtvaardig leeft, wat voor power heb je dan niet om desondanks rechtvaardig te zijn!

Noach en Abraham

De twee genoemde rabbijnen gaan verder met de grootheid van de persoonlijkheid van Noach te vergelijken met die van zijn nakomeling van tien generaties later: Avraham.
Van Noach hebben we net gelezen dat ‘hij rechtvaardig was en dat hij wandelde met God’ (6:9). Dat is toch niet niks. Maar wanneer Avraham in de volgende parasja wordt geïntroduceerd staat er weliswaar niets over zijn karakter of goede eigenschappen, maar wel (in het vers, waarin de Eeuwige hem een verbond aanbiedt (17:1)): ‘Wandel voor mij uit en wees onberispelijk’, een opdracht voor de toekomst, hij moet het allemaal nog waarmaken.
Maar de twee geleerden ontwaren niettemin een markant verschil ten gunste van Avraham. Rabbi Jehoeda ziet het wandelen met God van Noach als minder groots dan het wandelen voor God uit van Avraham: de morele kracht van Noach was zwak als een kind, waarvan de vader zegt: wandel bij mij. De morele kracht van Avraham was groot als van een volwassene, waarvan de vader zegt: wandel voor me uit. Rabbi Nechemja ziet dat ook ongeveer zo als hij Noach vergelijkt met een vriend van de koning; de vriend zakt weg in de modder en de koning zegt: wandel met mij hier is de grond stevig. Abraham is de vriend van de koning, die vanuit zijn raam de koning ziet wandelen in een donkere steeg en hem met een licht bijlicht; de koning zegt dan: kom je huis uit, vriend, en loop met je licht voor mij uit 3 .

Noach en zijn medemmensen

Maar er is nog iets met dat wandelen met God: het klinkt nogal geïsoleerd, zo signaleert onder anderen R. Levi Jitschak van Berditchev (18 e eeuw) 4. Het bewijst Noachs afstandelijkheid naar zijn medemensen. Hij wandelde met God maar niet met zijn medemensen, sterker nog hij had moeten proberen ze tot ommekeer te brengen en de rechte weg te wijzen. En mocht dat niet gelukt zijn, dan had hij toch in gebed om coulance kunnen vragen .

Men wijst dan op het contrast met Abraham en Mozes in situaties waarin de catastrofale vernietiging van grote collectieven aanstaande was. Abraham trok zich het lot aan van mogelijk onschuldige burgers in de verdorven steden Sodom en Gomorra en pleitte voor compassie. (Gen/Ber 18:22 ev). Mozes trachtte na de zonde van het gouden kalf Gods woede van het volk van Israel af te wenden en riep Zijn barmhartigheid in; Mozes bood zelfs aan dat in plaats van het afvallige volk van de Israëlieten hìj zou worden uitgeschreven ‘uit het boek dat U geschreven hebt’ (Ex/Sjem 32:32). Zijn levenswerk was gericht op de gemeenschap en het bouwen van een fundament van recht en omzien naar de ander. In de tijd dat Noach zijn ark bouwde – de midrasj weet te melden dat dat 120 jaar duurde – zweeg de man 5 . Hij was alleen bekommerd om de redding van zichzelf en zijn familie. Zo zien we een zekere volwassenwording van moreel besef van Noach naar Avraham en dan naar Mozes.

Parallel daaraan zien we ook hoe de Eeuwige ‘opgroeit’ in Zijn verhouding tot de mensen 6 .Bij Noach is de Eeuwige slechts een zender van goddelijke mededelingen. Bij Avraham is de Eeuwige een partner in de dialoog geworden als Hij op Avrahams moedige vragen over gerechtigheid antwoorden geeft. Tot Mozes heeft Hij zich gericht als interactieve inspirator bij de uitvaardiging van een complex van richtlijnen voor een rechtvaardige samenleving.

Herz RC 2023

Noten

1.  Verschillende commentaren op de parasja Noach zijn te vinden in mijn boek  REIZEN DOOR DE TORA  , deel 1 Genesis en Exodus, en op mijn  website  .

2.  Midrasj Beresjiet Rabba, 30,9

3. Midrasj Beresjiet Rabba, 30,10

4. In zijn Tora commentaar Kedushat Levi

5. Een andere midrasj voert Noach wel sprekend op. Talmoed Sanhedrin 108b: ‘Noach de rechtschapene placht de mensen van zijn generatie te berispen en hij deed uitspraken die streng als fakkels waren en zij behandelden hem met verachting’

6.  Deze kant van de zaak haalde ik uit het commentaar op My Jewish Learning

Beresjiet  

Beresjiet/Genesis 1:1-6:8 okt 2015  

Er zij licht en er was licht 

Met de oproep van het licht creëert de Schepper de noodzakelijke voorwaarde voor het vervolg van het scheppen. Beresjiet/Genesis 1: 3-4 ‘ God zei: ‘Er zij licht ‘ en er was licht . (wa-jomer Elohiem: jehi or)  God zag dat het licht goed was, en hij scheidde het licht van de duisternis’  1 .. 
Volgens de letterlijke lezing mogen we aannemen, dat bedoeld is het fysieke licht, dat wij zien. Filoloog en bijbelwetenschapper Umberto Cassuto neemt dit als vanzelfsprekend aan 2 . Hoe is dit te rijmen met de latere schepping van zon en maan (14-19), die toch ook bron van licht zijn en de taak krijgen dag en nacht te markeren? Cassuto in parafrase: eerst is er het fysieke licht zonder meer en worden de dag en nachtfasen in het leven geroepen, later worden het licht en de functie van dag- en nachtmarkering overgedragen op de hemellichamen.
Cassuto meent, dat de traditionele rabbijnse uitleg dat het allereerste licht verborgen werd ten gunste van de rechtvaardigen in de komende wereld niet overeenkomt met de bedoeling van het vers. Inderdaad zal de redacteur van het vers deze interpretatie vermoedelijk niet voor ogen hebben gehad. Toch mogen we onze ogen er niet voor sluiten, dat deze gebeitelde pregnante bijbelwoorden latere generaties geïnspireerd hebben er veel meer in te zien dan het zichtbare licht.

Het woord ‘licht’ alleen al roept associaties op, die weliswaar gebaseerd zijn op de eigenschappen van het fysieke licht, maar daar verre boven uitgaan. Licht is het metafoor voor inzicht, wijsheid, inspiratie, liefde. Neem in het Nederlandse spraakgebruik uitdrukkingen als ‘het licht zien’, ‘een lichtend voorbeeld’ en de term ‘verlichting’, die – naast de letterlijke betekenis van ‘voorzien van lichtbronnen (bv straatverlichting)’ – merkwaardigerwijs zowel een religieuze betekenis kan hebben en dan duidt op een staat van verheven vrede en diep inzicht, alsook een min of meer antireligieuze strekking heeft als ze duidt op 18-eeuwse omarming van het principe dat de ratio en rationele analyse de enige manier is om waarheid te vinden. Altijd al heeft het begrip ‘licht’ een centrale plaats ingenomen in het weergeven van essentiële menselijke ervaring van een sprong naar dieper inzicht en wijsheid. 

Zo hoeft het geen verbazing te wekken, dat het monumentale bijbelvers over de creatie van het licht al bij de vroege rabbijnen ook allegorische en esoterische uitleg heeft gevonden. Het licht van het ‘Er zij licht’ is dan niet het fysische licht, want daar zorgt de Eeuwige later voor als hij zon en maan schept op de vierde scheppingsdag. De oude wijzen – met name ook in het kabbalistische grondgeschrift, de Zohar – zagen het ligt van vers 3 als het goddelijke licht van mystieke wijsheid en fundamenteel inzicht, dat de Hij heeft verborgen voor de ‘gewone’ mensen en bewaard tot de laatste dagen  3 .
De kabbalisten hebben zeer uitgewerkte uitleggingen over het goddelijk licht. Gangbaar is de opvatting geworden (van R. Isaac Luria) dat dat licht in een aantal dramatische fasen neerdalend grotendeels verborgen is geraakt in omhullende schillen: de materiele wereld zoals die zich manifesteert in onze daagse belevingswereld  4 .  zijn omhuld geraakt door schillen van donkerte. Maar dit licht is niet helemaal verborgen. Het is meer als het zaad, dat in ieder mens kan ontkiemen. De schrijver van de Zohar laat een van zijn personage Rabbi Judah zeggen: 

‘Als het (licht) volledig verborgen zou zijn zou de wereld geen moment kunnen bestaan! 
Eerder is het verborgen en gezaaid als zaad 
dat zaad laat ontstaan en fruit. 
Zo wordt de wereld bewaard. 
Iedere dag schijnt een straal van dit licht in de wereld 
en zo houdt hij alles in leven, 
want met deze straal voedt de Eeuwige, gezegend zij Hij, de wereld’ 4 .

De kabbalist wil deze vonken weer bevrijden en ze opheffen, zodat ze zich weer zich kunnen verenigen met het oorspronkelijk goddelijk geheel. Dit wordt genoemd Tikoen Olam . Op allerlei niveau kan de bevrijding van dit oorspronkelijke licht uit de duistere omhulling gebeuren, van het meest mystieke, individuele, tot het relationele, zelfs materiële globale niveau.
Het licht van Genesis 1, 3 was volgens de Zohar het licht dat David tot zijn psalmen inspireerde, dat Mozes omstraalde toen hij van de Sinai neerdaalde, het licht dat Mozes in staat stelde het hele land Israël van Gilead tot Dan te zien voor hij stierf, het licht dat is gereserveerd voor de rechtvaardigen.
Een ander mystiek commentaar suggereert dat het licht, dat van de brandende doornstruik in Sjemot/Exodus (3, 1-5) naar Moses uitging het oerlicht was van de eerste scheppingsdag, het vuur dat zijn aanhangers verlicht en niet verteert. In die passage wordt het woord doornstruik ( sneh ) vijf keer gebruikt, in Beresjiet (1, 1-5) komt het woord licht ( or ) vijf keer voor; het geschrift stelt die vijf keer doornstruik gelijk met de vijf boeken van de Tora, die op dat moment al aan Mozes werden geopenbaard.6 .

Het krachtigste licht ligt vaak in het diepste donker opgesloten, dat is de paradox. 
In een geestig verhaal uit de moslimtraditie is de wijze dwaas Moella Nasroeddin zijn huissleutel kwijtgeraakt en hij is hem aan het zoeken in het licht van een lantaarn. Iemand komt hem helpen zoeken. Als deze na lang zoeken aan Nasroeddin vraagt
– Heb je de sleutel werkelijk hier verloren? luidt zijn antwoord:
– Nee, maar in het licht zoekt het makkelijker… 6
We kunnen dit ook op ons zelf betrekken. Ook in onszelf is het sterkste licht, krachtigste energie is opgeslagen en gebonden in het donker, in onze schaduwkant. Het vraagt moed om op weg te gaan om deze schaduwkant te betreden en die donkere kanten (vaak geassocieerd met ‘het slechte’, ‘het kwaad’) te accepteren, te leren kennen en de daarin gebonden lichtkracht eruit vrij te maken. Vele mythen en sprookjes zijn daaraan gewijd. De lagere weg is de schaduw te bestrijden (St, Joris), de hogere is hem te omarmen en hem te transformeren (de prinses die de draak kust). De lagere weg betekent het tackelen van de primaire passies en driften, de hogere weg vereist het betreden van het donkere innerlijke terrein van de schaduwenergie en het herintegreren van wat daar gaandeweg naar toe is verdrongen en verwrongen. Daar in het donker zoek je liever niet, maar juist daar kan de essentie zijn te vinden.
De grote kunstenaar en architect van de tabernakel heet Betsalel, een naam die meestal vertaald wordt als ‘in de schaduw ( tsel ) van God’. De kabbalist leest er ook in: ‘in de schaduw is God’. 

In wat je zou kunnen noemen wijsheidspoëzie kom je die intuitie, dat wijsheid en waarheid in de donkerte is te vinden herhaaldelijk tegen. Juist waar de oppervlakte van de realiteit barsten vertoont, onze alledaagse doen en laten ons pijnlijk falen openbaart, daar waar we in de donkerte lijken te vallen, daar kan onverwacht licht ontstaan.
De Engelse dichter W.H. Auden dicht in ‘One Evening’ (‘As I Walked Out One Evening’) 7 dat hij op een mooie avond door de stad loopt als hij door klokgelui in een sombere stemming wordt geworpen:

‘The glacier knocks in the cupboard,
The desert sighs in the bed,
And the crack in the tea-cup opens
A lane to the land of the dead’

De barst in het theekopje opent een laan naar het duistere land van de doden, een land, waarin blijkens het volgende vers de kinderwereld is verandert in een harde en bizarre realiteit van desillusie. De dichter ziet zijn wanhoop in de spiegel en komt niettemin tot het pijnlijk inzicht, dat hoewel hij geen zegen ervaart het leven toch een zegen is:

‘ You shall love your crooked neighbour With your crooked heart’ .

‘Your pain is the breaking of the Shell that encloses your understanding’- ‘Jouw pijn is het breken van de schelp, die jouw inzicht bevat’– onderwees de poetische Libanese Profeet van Kahlil Gibran 8 .

Een niet lang geleden zong dichter/zanger Leonard Cohen nog in de song ‘Anthem’:

‘ There is a crack in everything
That’s how the light gets in’ .


Noten

1. Meer commentaren op Beresjiet in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA, deel 1.

2.  Cassuto, Umberto: A commentary on the book of Genesis, part one, from Adam to Noah , The Magness Press, Hebrew University, Jerusalem, 1998, p. 26 ev

3,  Rasji ad Beresjiet 1:4 en Beresjiet Rabba III:6


4.  Zohar1: 31b-32a geciteerd in bloemlezing van teksten uit de Zohar met commentaar, ‘ Zoha  ‘, translation and introduction by Daniel Chanan Matt, Paulist Press, 1983 ,

5.  Een stelling geopperd in Yalkut Reuveni, geciteerd door Rabbi Judith Abrams z.l. op haar website www.maqom.com, die helaas van internet is verwijderd

6.  ‘De sleutel in het donker’, bewerkt door Wim v.d. Zwan, Altamira-Becht, Haarlem, 2000

7.  W.H. Auden, a selection by the author, Penguim Books, 1958, p.33
https://www.poets.org/poetsorg/poem/i-walked-out-one-evening

8.  Kahlil Gibran (1883-1931), The Prophet, Alfred A. Knopf, New York , 2004, p. 52

9. Anthem’ op de CD ‘The Future’, 1992
https://www.youtube.com/watch?v=mDTph7mer3I

Sjabbat SOEKOT

Soekot, het loofhuttenfeest, is zoals vele Joodse feesten het een feest met vele lagen; het.is een seizoensfeest, een geschiedenisfeest en een spiritueel feest.

Afsluitinng hoge feestdagen

In de Joodse feestkalender is Soekot naar zijn aard te plaatsen in twee reeksen.Het is in de reeks hoge feestdagen – samen met de als het ware aangeplakte dagen van Sjemini Atseret en Simchat Tora – het feest, dat die hoge feestdagen afsluit. Het valt vijf dagen na Jom Kipoer, op de vijftiende van de Joodse maand Tisjri (en dus meestal in oktober) en duurt 7 dagen. In de diaspora zijn de eerste twee dagen heilige feestdagen ( Jom Tov) met werkverbod. De zevende dag is ook een speciale dag, Hosjana Raba, maar geen officiële Jom Tov. De achtste dag is Sjemini Atseret (het Slotfeest), een Jom Tov en rustdag, ingesteld in Lev. 23: 29. De negende dag is Simchat Tora (Vreugde der Wet). In Israël en het Liberale Jodendom worden de laatste twee feesten gecombineerd.
Soekot staat in het teken van lichtheid en vreugde. Uitdrukkelijk zegt de Tora: we-hajta ach sameach (Deut. 16:15), je zult volkomen blij zijn. Een van de andere namen van het feest is: chag simchatenoe, feest van onze blijdschap. Na de dagen van inkeer, vernieuwing en verzoening, die Rosj Hasjana en Jom Kippoer inhouden, vormt Soekot een vreugdevolle afsluiting en luidt eerst waarachtig een nieuwe jaarcyclus in.

Seizoensfeest.

Soekot is de derde in de reeks pelgrimsfeesten, opgangsfeesten, samen met Pesach en Sjawoeot., feesten waar de mannen werden opgeroepen naar Jeruzalem te trekken.
Alle drie zijn van oorsprong feesten die wortelen in een agriculturele samenleving. Het zijn seizoensfeesten . Zoals Pesach, oorspronkelijk wellicht een herdersfeest, het lentefeest is, de tijd waarin de eerste tarwe is geoogst, en Sjawoeot het feest is van de eerstelingen, de gerstoogst, is Soekot het feest van de late oogst, vooral van de druiven.
Soekot heet ook wel chag ha-asif, het feest van de inzameling; in die zin is het ook oorspronkelijk een soort dankdag voor het gewas, terwijl ook de smeekbede om voldoende regen in de toekomst in de liturgie nog meeklinkt.
Overvloedige oogsten en voldoende regen betekenden geen zorgen voor de winter en daarna, maar een magere oogst en uitblijven van regen betekenden grote zorgen en de kans op hongersnood. In ons Nederland van deze jaren gaan we daar makkelijk aan voorbij, maar in vele delen van de wereld komt dit nog steeds dicht aan de huid.

De soeka

In vele gebruiken is dat nog terug te herkennen: die basis in de landbouw; en kenmerkend voor het jodendom is de transformatie oorspronkelijke agriculturele riten naar de context van geschiedenis en de creatie van nieuwe religieus-spirituele betekenissen.Het feest Soekot laat dat goed zien. Centraal staat de soeka, de loofhut. Een tweede belangrijk cultisch object is de loelav, de bundel takken en twijgen plus de etrogvrucht.
De soeka is een hut, die men bouwt in de tuin, aan het huis, op het balkon of op het dak, een primtief bouwsel, dat men na Jom Kipoer begint te bouwen of weer samenstelt uit de vorig jaar opgeborgen latten of andere bouwelementen. Het voorschrift staat in Lev. 23: 42: Zeven dagen moeten jullie in hutten wonen; alle ingezetenen in Israël moeten in hutten wonen. In de Talmoed is een heel tractaat aan de soela gewijd;  rabbijnen hebben uitgebreid en precies omschreven waaraan de loofhut minimaal moet voldoen. Zo moet hij minstens twee eigen wanden hebben, plus een klein stukje, sommigen zeggen: totaal twee en een halve wand. De wand mag van allerlei materialen zijn gemaakt, b.v. latten met zeil. Het dak moet gemaakt zijn van materiaal dat in de grond gegroeid is geweest, maar daaruit los gemaakt, zoals latten en riet. Er moeten openingen zijn in het dak, zodanig dat je ‘s-nachts de sterrenhemel kan zien, maar de schaduw die de dakbedekkende elementen geven moet meer zijn dan het zonlicht er overdag door kan schijnen.
Een belangrijk onderdeel van de soeka is de versiering met loof, fruit en kindertekeningen. Het bouwen van de loofhut door het gezin is met name voor de kinderen een spannend gebeuren.
De hut wordt ingericht met een tafel, stoelen, servies e.d.

Aannemelijk is de hypothese dat de soeka voortkomt uit de provisorische hutjes die de landarbeiders gebruikten om te overnachten tijdens de oogst van druiven en andere late seizoensgewassen. Daar doen de hutten qua structuur méér aan denken dan aan onderkomens die dienden voor de veertigjarige woestijntocht, maar dáár is de soeka in de eerste plaats mee geassocieerd; in Lev. 23:43 is te lezen: opdat jullie toekomstige geslachten het zullen weten, dat ik de Kinderen van Israël in hutten heb laten wonen, toen Ik hen uit het land Egypte heb gevoerd .

Het oude landbouwfeest heeft in het Jodendom dus een flinke transformatie ondergaan.
Het is het geïnspireerde inzicht van Mozes geweest om de oude cultische riten te vernieuwen, te zuiveren en te transformeren in feesten, die de geschiedenis van Israël markeren en tegelijk geladen zijn met een indringende ethische en spirituele betekenis.
Soekot roept in herinnering hoe Goddelijke voorzienigheid het volk van Israël in de meest primitieve omstandigheden van woestijn en ontbering door de tijd heeft geleid.
Daarmee is, niet alleen voor Israël maar voor alle mensen, een grondbetekenis van Soekot: het weer besef hoe geworteld wij zijn in de natuur, hoe wij overgeleverd zijn aan de grillen van het lot, onderworpen aan de voorzienigheid van de Eeuwige, het appelleert indringend aan een bewustzijn hoe dicht wij toch nog staan bij de oerelementen, een bewustzijn dat in onze luxueuze huizen of flats, temidden van onze moderne voorzieningen, maar al te verduisterd is.
Het meest van alle feesten brengt Soekot ons weer in relatie met de natuur.

Diepere betekenissen zoals boven beschreven klinken steeds mee in de vreugdevolle en speelse ambiance van de Soeka .Een stukje meebepalende motivatie is wellicht nog te zoeken in de mens als groot kind, als ik mij bedenk hoe spannend en leuk het was en is als kind een hut te bouwen in de tuin, in de boom of op het speelveld.

Het is de bedoeling zeven dagen in de soeka te verblijven. In de praktijk van ons noordelijk klimaat komt het neer op het dagelijks nuttigen van een maaltijd, lernen of een goed gesprek..

In Nederland heeft niet iedereen de gelegenheid om een soeka te bouwen. Sommige gemeenteleden hebben er wel een en ontvangen dan hun gemeentegenoten. Grotere synagogen hebben een kamer of zaal met een te openen dak en die kan dan als soeka worden ingericht.

De loelav

In de soeka en in de sjoeldiensten op Soekot wordt een belangrijke plaats ingenomen door de Loelav. Dit is de combinatie van de etrogvrucht – een citrussoort uit Israël– en een bundel van een palmtak (van de dadelpalm), 2 wilgentakken en 3 myrtetakken. Dit zijn de zogenaamde ‘arba miniem’, de vier soorten, zoals ze worden opgevat ingevolge het voorschrift van Lev. 23, 40: ‘Nemen jullie op de eerste dag een mooie vrucht, een tak van de dadelpalm, een mirtetak en beekwilgen…’.

Ieder jaar worden ze na nauwkeurige inspectie – vooral van de etrog – samengesteld.

De vrucht en de bundel worden in de hand gehouden en in de Soeka zegt men de bijbehorende zegenspreuk (beracha) en dan worden ze in zes richtingen van de schepping gezwaaid, naar het oosten, zuiden, westen, noorden, naar de hemel omhoog en naar de aarde omlaag. Dit is het zogenaamde ‘sjokkelen’.
In de diensten worden ze in de hand gehouden tijdens de dagelijkse rondgangen om het spreekgestoelte en de tijdens iedere dienst gereciteerde psalmen, het zogenaamde Halleel, psalmen 113-118. Op twee momenten tijdens psalm 118, waarop ‘Hosja na’ (=red ons toch) wordt gezegd worden ze gezwaaid.

Ook de loelav heeft ongetwijfeld zijn oorsprong in landbouwrituelen. Mogelijk heeft de bundel symbool gestaan voor de overvloedige geschenken van de natuur.

Maar de midrasj heeft zich ook over de loelav ontfermd en heel gangbaar is deze symboliek:
de bestanddelen van de loelav vertegenwoordigen de leden van de gemeenschap. De etrog heeft geur én smaak en symboliseert degene die Tora leren maar ook doen. De myrte geurt maar heeft geen smaak, en staat voor degene die wel kennis heeft maar deze niet in praktijk brengt. De palmtak verwijst naar de dadel, die smaakt lekker maar heeft geen geur; hij vertegenwoordigt degene die goede daden praktiseert maar zich verder niet met kennis van de Tora bezig houdt. De wilgentak heeft geur noch smaak en staat voor degene zich noch in kennis nog in daden onderscheidt. Toch horen allen in de gemeenschap van Israël, heeft ieder zijn bijdrage en kan ieder in beginsel van ‘soort’ veranderen; vandaar dat deze soorten verenigd zijn tot één bundel.

Meer betekenissen

Zoals gezegd heeft Soekot een schat aan gewoonten en symboliek, die verwijst naar ruimere betekenissen, die landbouw en geschiedenis overstijgen. Een aantal wil ik nog aanstippen.

Soekot duurt zeven dagen. Een gebruik is om iedere dag – naast de gewone gasten – een spirituele gasten te ontvangen, illustere voorbeelden uit het bijbels verleden, die aangeduid worden met de verzamelterm uit het Aramees ‘Oesjpiezien’, de eerste dag staat Awraham centraal, de tweede dag Jitzchak, dan Jacob, Jozef, Mozes, Aharon en op de zevende dag David. Ze worden geassocieerd met de zeven lagere sefirot (dus van Awraham=chesed, ‘lovingkindness’ naar David=malchoet, (G-d’s) koninkrijk). ‘Ushpizin’  is een hilarische Israëlische film over Soekot, mannenop zoek naar de volmaakte etrog en de avonturen die ze daarbij beleven  (voor eem klein bedrag te huren)

De zeven dagen verwijzen ook naar de zeven scheppingsdagen. Hierin krijgt het feest van Soekot ook een meer dan alleen geschiedkundige en religieuze betekenis voor het Joodse volk, het ‘am Jisraël; het krijgt een universele strekking voor de hele mensheid.

Dit komt ook al enigszins tot uiting in het zwaaien van de loelav naar alle richtingen van de schepping, oost, zuid, west, noord, hemel en aarde.
Diezelfde combinatie van bijzonder en universeel ligt ook besloten in de sjabbat, die ter herdenking is van zowel de schepping – zecher ma’asee – als de uittocht uit Egypte – zecher jetsiat Mitsrajiem – .

Ook de voorschriften rond de soeka bevatten een verwijzing: de afmetingen en hoedanigheid van wand en dak van deze plek van beschutting en vrede zijn precies beschreven, maar de horizontale omvang is onbeperkt. Hij kan in principe de hele wereld omvatten!
Zo landen we aan bij de Messiaanse strekking van het loofhuttenfeest, dat als een metafoor te zien is voor – in de woorden van R. Yehuda Aschkenasy en Eli Whitlau – het dwalen van de mensheid in de woestijn van de geschiedenis op weg naar de eindtijd, naar de soekat sjalom , ‘de loofhut van de vrede’ die eens over de aarde zal worden gespreid, wanneer de Heilige Hij zij gezegend Zijn Aangezicht niet meer verbergen zal. De profeet Zacharia besluit zijn profetie met het beeld van een universeel loofhuttenfeest: De overlevenden van de volken die Jeruzalem hebben belaagd, zullen dan jaarlijks naar de stad komen om de Eeuwige van de hemelse machten als koning te vereren en het Loofhuttenfeest te vieren .
In diezelfde passages zegt Zacharia de woorden die in het Alenoe-gebed zijn opgenomen: En de Eewigezal koning worden over de hele aarde. Dan zal de Eeuwige de enige God zijn en zijn naam de enige naam .

Soekot in de Evangeliën

Tenslotte deze vraag: klinkt Soekot nog door in het Christendom?

De eerste twee pelgrimsfeesten, Pesach en Sjawoeot, hebben hun christelijke tegenhanger gekregen in de vorm van Pasen en Pinksteren. Van Soekot is er weinig spoor te bekennen.

De christelijke dankdag voor het gewas is zo toch niet echt te kenschetsen.
Interessant is Thanksgiving Day, een dankfeest voor de oogst in de U.S. dat ook zijn wortels heeft in de geschiedenis, die van de Pilgrim Fathers.

Sommigen menen dat in de Evangeliën wél sporen zijn te vinden van Soekot.
Zo is er de verheerlijking op de berg, waar Petrus sprak: “tegen Jezus: ‘Eeuwige, het is goed dat wij hier zijn. Als u wilt zal ik hier drie tenten opslaan, een voor u, een voor Mozes en een voor Elia.’” . De evangelist gebruikt voor tent het woord ‘skènè’, dat de Griekse vertaling is voor ‘soeka’. De aanwezigheid van Mozes en Elia doet denken aan het gebruik van de ontvangst van spirituele gasten tijdens Soekot. Vond de verEeuwigelijking op de berg plaats tijdens Soekot?

Een aantal bijbelgeleerden viel het op dat de intocht van Jezus in Jeruzalem, die de Goede week inluidde, sterk deed denken aan Soekot. Zo staat er (Mattheus 21):
Vanuit de menigte spreidden velen hun mantels op de weg uit, anderen braken twijgen van de bomen en spreidden die uit op de weg. De talloze mensen die voor hem uit liepen en achter hem aan kwamen, riepen luidkeels: ‘Hosanna voor de Zoon van David! Gezegend hij die komt in de naam van de Eeuwige. Hosanna in de hemel!’

Het gaat daarbij om de palmtakken, die niet bij Pesach horen maar wel bij Soekot, en de roep ‘Hosanna’ uit psalm 118. De mogelijkheid is geopperd , het gebeuren van de intocht door de evangelisten in de tijd telescopisch is verkort naar het Paasgebeuren. Ook het citaat in de betreffende passage uit Zacharia doet denken aan diens Messiaanse voorzegging van het universele loofhuttenfeest, dat eindigt met: ‘Als die tijd aanbreekt, zullen er nooit meer handelaars zitten in de tempel van de EEUWIGE van de hemelse machten. 

Had Jezus, toen hij de handelaren uit de tempel verjoeg tijdens wat misschien de Soekot-week was, ook deze profetie van Zacharia voor ogen?

literatuur:

J.J. Petuchowski, Van Pesach tot Chanoeka, Ten Have, Baarn

Edward van Voolen, Joods leven, thuis en in de synagoge, Ten Have, Baarn

Michael Strassfeld, The Jewish Holidays, Harper and Row, New York

Tenachon 4, 1999, Over de Joodse feesten, Soekot, schuilhut voor alle volken

website b.v. Judaism 101: Sukkot. http://www.jewfaq.org

Haäzinoe    

Devariem/Deuteronomium 32:1–52g

Een  laatste waarschuwing

De parasja Haäzinoe bestaat grotendeels uit de poëtisch getoonzette laatste lering van Nozes, zijn zwanenzang. Het bestaat uit drie episoden.

De eerste brengt in herinnering dat de Eeuwige  Israël als Zijn volk heeft gekozen, dat Zijn bijzondere bescherming verdient: “zoals een arend over zijn jongen waakt en voortdurend erboven blijft zweven, zijn vleugels uitspreidt en zijn jongen daarop draagt”. Dan volgt een waarschuwede beschrijving van de voorspoed waardoor “Jesjoeroen (= Israël) vadsig en vet (werd), het raakte verzadigd, werd dik en rond. Het kwam in verzet, liep weg van zijn schepper, versmaadde zijn stut en steun, zijn rots”.

Dan komt de wending naar de tweede episode: de vertoornde en vergeten God brengt rampen over het volk: eerder in Deuteronomium wordt eveneens het beeld van de arend daartoe gebruikt, nu als agressieve aanvaller: (28:49): “Zoals een arend onverwacht opdoemt, zo zal uit de verste uithoek van de wereld een volk op u afkomen. De Eeuwige stuurt een volk dat een onverstaanbare taal spreekt. De twee gezichten van de arend ….

Als het volk is verzwakt en bijna tot niets is geworden komt de derde episode, waarin de Eeuwige zich nu keert naar de vijanden van Israël en in opperste vergelding wraak op hen oefent, in lyrische beelden beschreven.
Het motief voor deze wending is dat de vijanden van Israël niet misleid zouden worden en hun overwinning van het arme volk aan zich zelf zouden toeschrijven en hier niet de wil en de hand van de God van Israël zouden zien. Het doet denken aan het argument waarin Nozes God weet te vermurwen om Zijn volk na de afvallige verering van het gouden kalf niet ten prooi aan vernietiging te laten worden: (Ex 32: 12) “Wilt u dat de Egyptenaren zeggen: ‘Hij heeft hen bevrijd om hen in het ongeluk te storten, om hen in het bergland te doden en van de aarde weg te vagen?” Daarnaast wil God met zijn rampspoeden Israël laten beseffen, dat de nagejaagde afgoden geheel machteloos zijn. Steeds is de terugkeer naar de strenge maar uiteindelijk immens liefdevolle Schepper de enige uitredding.

In het hele boek Deuteronomium klinkt steeds door de keuze die het volk heeft om God aan te hangen en de geboden te volgen of af te vallen, waarbij aan de eerste keuze de rijkste zegeningen worden gehecht en aan de keuze voor de afval de vreselijkste rampspoeden,die in geuren en kleuren beschreven worden.

In deze sfeer zijn ook de termen en beelden van het leerdicht straf, krachtig als koppige wijn, extreem en ernstig. Er schijnt door de poetische tekst een paradox door: hij is bedoeld als laatste waarschuwing en tegelijk lijkt het een voorspelling, dat deze waarschuwing niet zal worden gehoord en onvermijdelijk de weg van rampspoed zal moeten worden afgelegd.

De God en zijn geboden die óf gevolgd worden óf in de wind geslagen worden ten gunste van de afgoden (in ruimste zin), wie en welke zijn dat? Slaat het vooral op de strikte inachtneming van de 613 mitswot die uit de Tora gedestilleerd zijn en op de exacte opvolging van de regels van de Sjoelchan Aroech of geldt het vooral voor het luisteren naar de stem van het ethische hart dat onlosmakelijk versmolten is met deb goddelijke stem, die doorMozes en Israël is gehoord en die opriep  de essentie zoals die toen is begrepen te praktiseren? En resoneert die stem niet nog steeds in ons eigen hart ? Maar hij wordt zo vaak niet gehoord. We luisteren nog steeds niet genoeg naaar de resonantie van de grote stem, die ons oproept de schepping  en haar schepselem met zprg en liefde te behandelen, En dan zullen rampspoedige gevolgen niet uit blijven.

RC bewerkt swpt 3023

Nitsaviem-Wajelech  

Devariem/Deuteronomium 29:9-31:30

Hernieuwd commitment

De parasja Nitsaviem wordt in de meeste (niet-schrikkel) jaren tezamen met de parasja Wajelech 1  gelezen.Wij gaan naar het begin vann de parasja Nitsaviem,
Mozes roept het hele volk nog één keer bijeen voor een laatste onderwijzing en een laatste aansporing zich aan de gegeven voorschriften te houden. Bijna vier decennia na het eerste verbond bij de heilige berg Sinaï, staan de Israëlieten. zoals Mozes het uitdrukt, ‘voor het aangezicht van de Eeuwige’ om het verbond met de Eeuwige te vernieuwen. Nadat de oude leider nog eens de zegen en de vloek aan het volk heeft voorgehouden met sprekende beelden van ballingschap en uiteindelijke terugkeer, verkondigt hij dat zijn onderwijzing aards, concreet en praktisch is en (30:12 ev HSV) ‘niet in de hemel, zodat   zou kunnen zeggen: Wie zal voor ons naar de hemel opstijgen om het voor ons te halen en ons te laten horen, zodat wij het kunnen doen? Het is ook niet aan de overzijde van de zee, zodat   zou kunnen zeggen: Wie zal voor ons oversteken naar de overzijde van de zee om het voor ons te halen en het ons te laten horen, zodat wij het kunnen doen? Want dit woord is heel dicht bij u, in uw mond en in uw  hart, om het te doen. Zie, ik heb u heden het leven en het goede voorgehouden, maar ook  de dood en het kwade.’
De tekst onderstreept nog eens, dat de Tora voor iedereen is bedoeld, van hoog tot laag, en noemt expliciet: de stamhoofden, de oudsten en de beambten, alle mannen van Israël, de kleine kinderen, de vrouwen, en de inwonende vreemdeling, en ook de houthakker en de waterputter 2.

Een geschiedenis van commitments

Ook na de dood van Mozes moet telkens de onderwijzing weer opnieuw in herinnering worden gebracht, vaak na jaren van verval en ellende. Steeds moet opnieuw een commitment worden gemaakt.
Aan het eind van zijn lange leven verzamelde Jozua nogmaals alle stammen van Israël in Sichem (Sjchem) en stak daar zijn zwanenzang af, die sterk doet denken aan de woorden van Mozes. Ook nu weer komt aan het slot een hernieuwde sluiting van het verbond, een hernieuwd commitment (Joz 25:25).

Een lange periode brak aan waarin de woorden van de Tora langzaam uit de herinnering wegzakten, tot tijdens de regering van koning Josia (plm 700 BCE) bij de restauratie van de tempel een boekrol werd gevonden, waarvan bijbelwetenschappers vermoeden, dat dat wel eens dit boek Devariem/Deuteronomium kon zijn of een allereerste versie daarvan. De vrome koning liet zich het boek voorlezen, schrok en voerde een grondige zuivering door. Ook nu werden alle bewoners van het koninkrijk Juda bijeengeroepen. En weer opnieuw werd er een voorlezing gehouden en wederom een verbond gesloten (2 Kon 23).

Weer gingen vele eeuwen van verwaarlozing en vergeten voorbij, ondanks de vermanende woorden van de profeten. De eerste ballingschap vond plaats. Tijdens die Babylonische ballingschap ontrukten geleerden de voorschriften van Mozes weer aan de vergetelheid. Een van hen, Ezra de schrijver (plm 450 BCE), componeerde na zijn terugkeer naar Judea uit de overgeleverde teksten de Tora zoals wij hem kennen. Toen hij en zijn helpers klaar waren organiseerde hij een plechtige publieke voorlezing. Het weer in Judea teruggekeerde volk verzamelde zich als één man op een plein in Jeruzalem. Vanaf een hoog spreekgestoelte las Ezra als een tweede Mozes uit de Tora voor aan de voor hem staande eerbiedig luisterende menigte. Specialisten legden ter plekke de oude teksten uit. Ze worden met name genoemd in het boek Nehemia (Nechemja) hfst 8: ‘Jesua, Bani, Serebja, Jamin, Akkub, Sabbethai, Hodia, Maäseja, Kelita, Azaria, Jozabad, Hanan, Pelaja (…) lazen uit het boek  voor, uit de wet van God, gaven uitleg 3 en verklaarden de betekenis, zodat men de voorlezing begreep.’ We zien hier de allereerste manifestatie van een lange Joodse traditie van interpretatie. Misschien mogen we deze mannen de voorlopers noemen van de latere farizeeën ( peroesjiem ), de pioniers van de rabbijnse bijbeluitleg.

Over een paar dagen begint een nieuw Joods jaar, 5784, en nemen de hoge feestdagen een aanvang. Op Rosj Hasjana worden de woorden van de parasja Nitsaviem weer gelezen. Als we samen in de diensten van de Hoge Feestdagen zoals Mozes het uitdrukte ‘voor het aangezicht van de Eeuwige’ staan, is er misschien iets merkbaar van de oorspronkelijke ontroering. Naar ik van harte hoop komt er na de zelfbezinning over het afgelopen jaar ruimte voor een hernieuwd commitment om een beter mens te zijn voor zichzelf, de ander en de wereld.
Alvast een sjana tova  emetoeka gewenst

Noten

1. Verschillende andere commentaren op Nisaviem en Wajelech zijn te vinden in mijn boek  REIZEN DOOR DE TORA  , deel 2 Leviticus, Numeri en Deuteronomium, en op mijn  website 

2. De waterputters en de houthakkers komen ook voor in het boek Jozua (9:27): De naburige Hivvieten hadden Jozua misleid door uit angst voor het geweld van de Israelieten zich voor te doen als van verre gekomen bedelaars, die aansluiting bij het volk zochten. Toen het bedrog uitkwam, werden ze toch niet omgebracht, maar maakte Jozua hen toen houthakkers en waterputters voor de gemeenschap.

3.  Er staat meporasj, wat ook wordt vertaald als: ‘vertaalden’; vermoedelijk spraken de Judeeërs niet meer het oude Hebreeuws, maar Aramees.

Herz sept 2023

Ki tavo        

Devariem/Deuteronomium   26:1–29:8

Rampen en verwaarloosde principes

Deze parasja 1 bevat in de zesde alija (stuk dat de voor Toralezing opgeroepene leest) de langste alija van de hele Tora. In dit stuk komt de lange reeks vervloekingen voor, die over Israël zullen komen, als het volk niet naar de stem van de Eeuwige en zijn voorschriften luistert. Die vervloekingen, welgeteld achtennegentig, zijn met een barokke, bijna aan perversie grenzende pen beschreven. Neem bijvoorbeeld het afgrijselijke beeld van de ouders die in de belegerde stad het vlees van hun kind eten en de moeder, die de nageboorte in het geheim opeet. Waarschijnlijk zijn deze schilderingen van verwoesting, uitroeiing, hongersnood en ziekten, hoewel neergeschreven als voorspelling, vooral de neerslag van ervaringen, die de schrijver uit een al gepasseerd verleden put. Hier spreekt een ervaringsdeskundige!

Een historische context

Laten we een korte historische excursie wagen en teruggaan naar de tijd, ruwweg tussen 900 en 400 BCE, de tijd dat de tekst uit soms veel oudere overleveringen zijn definitieve schriftelijke vorm heeft gekregen. Die optekening kwam tot stand in en ook kort na bijzonder roerige tijden, de eeuwen van de koninkrijken Israël en Juda. Hun gebied lag op het kruispunt van de grote rijken Egypte, Assyrië en Babylonië en was het toneel van de ene oorlog na de andere, verwoesting, plundering en dood waren aan de orde van de dag. In 722 BCE viel na een lange belegering Samaria in handen van het Assyrische leger. Tien van de twaalf stammen van Israël werden gedeporteerd naar de noordgrens van Assyrië en zijn in de mist van de geschiedenis verdwenen. Dat moet een traumatisch gebeuren zijn geweest. Omstreeks 700 BCE tijdens het bewind van koning Hizkia onderwerpt de Assyrische koning Sanherib vrijwel heel het koninkrijk Juda. Hij verwoest de grote stad Lachis. De koning vermeldt trots in een inscriptie: ‘ Ik verdreef 200.150 mensen, jong en oud, mannen en vrouwen, paarden, muildieren, ezels, dromedarissen, runderen en ontelbare hoeveelheden kleinvee en beschouwde het als mijn buit’. 2 .De Assyriërs belegeren Jeruzalem, dat wordt gespaard dankzij een epidemie die in het Assyrische leger uitbrak. Tot 650 is het Assyrische rijk op zijn hoogtepunt en omvat zelfs Egypte. Egypte op zijn beurt wordt weer onafhankelijk en maakt het koninkrijk Juda tot vazalstaat. Koning Josia sneuvelt in een grote veldslag tegen het opgekomen Babylonische rijk, dat eerst Juda schatplichtig maakt en na een opstand Jeruzalem verwoest, het land inlijft en een groot deel van de bevolking wegvoert in ballingschap naar ‘the rivers of Babylon’. Daar zal de uiteindelijke redactie van de Tora vorm gaan krijgen.

De bedoeling van de schrijver van deze gruwelen moet geweest zijn om de toehoorders en lezers te waarschuwen voor een herhaling van al deze rampen, die hadden plaatsgevonden en hadden kunnen plaatsvinden omdat zowel het noordelijk rijk Israel en in het koninkrijk Juda sterk verzwakt waren door corruptie, verrijking, perverse religieuze praktijken, zaken die de in die tijden grotendeels vergeten of veronachtzaamde voorschriften van Mozes juist beogen te bestrijden.

Ondermijning van de rechtspraak

Een van die geschonden principes  lichten we er even uit: de partijdigheid van de rechtspraak . Het is een fenomeen dat de kracht van een volk diepgaand kan ondermijnen. De Tora geeft veel aandacht aan het instellen van een rechtssysteem en geeft veel voorschriften voor de integriteit van de rechters. Zie bijvoorbeeld (HSV):
Dev/Deut:1:15: Ook beval ik in die tijd uw rechters: Luister naar  de geschillen tussen uw broeders, en oordeel ? rechtvaardig ? tussen een man, zijn broeder en de ? vreemdeling ? die bij hem is
Dev/Deut:16:18 U moet binnen al uw poorten, die de Eeuwige, uw God, u geeft, rechters en beambten over uw stammen aanstellen. Zij moeten met een rechtvaardig oordeel rechtspreken over het volk. 19 U mag het recht niet buigen. U mag niet partijdig zijn en geen geschenk aannemen, want een geschenk verblindt de ogen van wijzen en verdraait de woorden van rechtvaardigen. 20 Gerechtigheid, gerechtigheid moet u najagen, opdat u leeft en het land dat de Eeuwige, uw God, u geeft, in bezit neemt.

Zoals dat toen het geval was geldt ook nu nog steeds: waar de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de rechtspraak onder druk staan is een eerste stap naar autocratie, onderdrukking, geweld en anarchie gezet. Een tendens om de scheiding der machten te doorbreken en politieke invloed op de rechtspraak te willen hebben zien we de laatste tijd in veel westerse democratieën weer opkomen. Soms is sprake van een structurele weeffout, zoals in de Verenigde Staten, waar de rechters van het Supreme Court benoemd worden onder invloed van politieke belangen door een partijdige president. Elders zien we pogingen om de onafhankelijkheid van de rechters in te dammen, zoals in Polen, waar de regerende PiS partij via wettelijke manipulatie grote invloed trachtte te krijgen op de benoeming van rechters, die in het Hooggerechtshof in het bijzonder.

De ondermijning van het Israëlische hooggerechtshof
Het lijkt sterk op de in gang zijnde pogingvan de regering Netanjahoe de macht van het Israëlisch Hooggerechtshof in te perken door het de bevoegdheid te ontnemen om de wetten die het parlement heeft aangenomen te toetsen aan de basiswetten van het land en zo nodig af te wijzen. Die toetsing wil hij dan overhevelen naar een parlementaire commissie. Grote delen van de Israëlische bevolking en ook Joden uit de diaspora, inclusief mijn persoon zijn, daar hevig verontrust over. Het is voor de democratie erop of eronder.

Het is eigenlijk absurd, dat religieus rechts in Israël, de charediem , vrome studenten van de Tora, juist degenen zijn die de door Tora gepropageerde waarde van onafhankelijkheid en onpartijdigheid niet waarderen in het hooggerechtshof. Maar ja, zij prefereren de herinstelling van het Sanhedrin, het hooggerechtshof van tweeduizend jaar geleden. Ze kunnen niet berusten in het feit, dat Israël geen theocratie is, maar een pluriforme, multiculturele samenleving, waarin het principe van de scheiding der machten geldt en waar een objectieve hoogste rechtsinstantie boven alle partijen onontbeerlijk is.

Noten

1. Verschillende andere commentaren op de parasja Reëe zijn te vinden in mijn boek  REIZEN DOOR DE TORA  , deel 2 Leviticus, Numeri en Deuteronomium, en op mijn  website 

2. Zie https://mainzerbeobachter.com/2017/09/08/de-val-van-lachis/

Herz 2023

Ki tetsee 

Devariem/Deuteronomium 21:10 – 26

Schaamte


Deze parasha Ki tetsee 1 gaat verder met de ordening van maatschappij en samenleving en bevat een grote hoeveelheid bepalingen op uiteenlopende gebieden als oorlog, familie- en eigendomsverhoudingen, moraliteit in seksuele zaken. Daarnaast zijn nog tal van andere zaken aan de orde. 74 van de 613 mitswot stammen uit deze parasha, de meeste van alle parashot. Er zijn passages die ons verlicht aandoen. De loonarbeider die zijn loon dezelfde dag nog dient te krijgen. Het royale overlaten van het niet geoogste voor de behoeftige. De bepaling, dat je de gevonden eieren in een vogelnest mag meenemen maar de moedervogel moet laten vliegen. Anderen roepen vanuit het huidige tijdsgewricht bij de moderne humanistisch georiënteerde mens weerstand op. De bepalingen omtrent huwelijk, verkrachting, overspel, de positie van de vrouwen. De wrede, in moderne ogen disproportionele sancties, waarvoor de latere rabbijnen wegen hebben gevonden om ze te verzachten of buiten werking te laten

Een wrede bepaling

Een curieuze en wrede bepaling lokte mij tot nadere beschouwing: 25:11,12. Als twee mannen aan het vechten zijn en de vrouw van een van hen mengt zich erin om haar man te helpen en grijpt de ander bij zijn schaamdelen, dan moet haar hand worden afgehakt; toon geen medelijden .
Het is een bepaling, die bij de meeste moderne lezer afschuw oproept. Kennelijk betreft het een casus, die zo vaak voorkwam en dan zoveel geschoktheid opriep, dat de Tora er een voorschrift aan wilde te wijden. Een vechtpartij, waarbij de vrouw opkomt voor haar man en, misschien in een emotie van verontwaardiging of wanhoop de vijand van haar echtgenoot bij zijn geslacht grijpt. Dat moet ze bekopen met het afhakken van de delinquente hand. We kunnen dit voorschrift rustig terzijde schuiven en dat doet Rashi dan ook voor het deel van de sanctie in zoverre, dat hij – ondanks dat er staat ‘geen medelijden te tonen’ – het afhakken van de hand verstaat als een financiële sanctie, een boete.

Schaamte en de procreatieve organen

Maar laten we eens dieper kijken en proberen te begrijpen, waarom deze bepaling is geschreven, vanuit een invoelen in hoe in de Tora aangekeken werd tegen seksualiteit in het algemeen en de schaamdelen van man en vrouw in het bijzonder. Ik wil dat doen vanuit een min of meer cultureelantropologisch perspectief 2 .
Het valt dan op dat de Tora de wereld van liefde en erotiek – op te vatten als zelfstandige bron van genieting – amper kent 3  4 .Daarentegen valt het accent zwaar op de plicht en de macht van de voortbrenging van nageslacht. Het begint al in het begin, in Bereshiet: De Eeuwige schept de mens naar zijn beeld en in het volgende vers al luidt het: weest vruchtbaar, vermeerdert je. Een enigszins erotische bijbetekenis zou men kunnen zien in het lovende vers dat Adam toezingt aan zijn pasgeschapen vrouw in Bereshiet 2: 23. Veelzeggend is de mededeling daarop, dat zij naakt (‘ aroemiem ‘) waren, maar zich niet voor elkaar schaamden.
Maar die onschuld omtrent de naaktheid zal niet blijven.  
In het daaropvolgend gebeuren geschiedt er iets ingrijpends: door het eten van de boom van kennis van goed en kwaad worden man en vrouw zich bewust van de naaktheid, die zij vervolgens bedekken. Kennelijk heeft het weten omtrent goed en kwaad te maken met bewustheid van naaktheid.  Zonder nu uitgebreid in te gaan op alle aspecten van goed en kwaad waag ik te poneren, dat het mede gaat om het ontwaakte weten omtrent de voortbrenging middels de geslachtsdaad, anders gezegd, dat zij ontdekten “waar de kinderen vandaan kwamen” en dat hun naaktheid prominent toonde, welke delen van hun lichaam betrokken waren bij die voortbrenging.  
Hun naaktheid was niet langer meer een esthetisch of sensueel gegeven. Naaktheid getuigde voortaan steeds van de immense mogelijkheid en macht om nieuw leven te kunnen scheppen, maar was tegelijk beladen een bewustwording en besef van de diep ingrijpende consequenties van de volvoering van die macht, het kind.
Het roept bij mij het vermoeden op, dat in deze oerscene van Genesis misschien wel een herinnering van de mensheid resoneert: ooit zal in de oertijd een groepje mensen tot de verbijsterende ontdekking zijn gekomen dat hun geslachtsdaad kinderen tot gevolg had (tot voor heel kort wisten de bewoners van de Trobriand eilanden bij Nieuw Guinea dit nog niet). Ook ieder kind maakt deze oerscene een keertje op zijn eigen microniveau door.

Dit weten omtrent procreatie en vruchtbaarheid is bij vrijwel alle volken een intens onderwerp geworden van taboe, rituelen, religieuze ceremonies, magische handelingen en overtuigingen.  Het kenmerkende van de voorschriften van de Tora – in die zin is het een verlicht document – is dat het betrekken van seksualiteit, erotiek en vruchtbaarheid in godsdienstige ceremoniën en religieuze verering strikt worden verboden;  in zekere zin zou je kunnen zeggen dat zaken van seksualiteit en vruchtbaarheid worden ‘geseculariseerd’, ontdaan van de duistere wereld van de magie. Een van de redenen waarom de religieuze praktijken van de volken van Kenaän zo worden verketterd.

Seksualiteit en rituelen

De erotiek met al zijn sensualiteit en verleiding tot ritualisering gaat buiten de religieuze wereld van Israel vallen, maar niet de procreatieve organen zelf; die worden het onderwerp van vele voorschriften. Ik breng dit in verband met de primordiale schaamte omtrent de naaktheid, die Adam en Eva al hebben ervaren. We vinden hem ook terug in de scène van de dronken Noach, die brutaal in zijn naaktheid wordt gezien door zijn zoon Cham (Ber/Gen 9:20). Die naaktheid is schaamtevol, omdat Cham zicht had op het geslacht van zijn vader, waaruit hij zich voortgekomen wist. De schaamte moet berusten op de diepe en heilige verwondering omtrent de procreatieve macht van de seksuele organen, die zich uitstrekt tot hun vloeibare afscheidingen, die van de man, zijn zaad, en die van de vrouw, de menstruele afscheiding. Vandaar, dat die organen en hun vloeistoffen omgeven zijn geraakt met een reeks van taboeïserende voorschriften, die tot taak hebben hun scheppende kracht zuiver te houden en te respecteren. Tegelijk wordt daarmee de procreatie, de voortbrenging van nageslacht, beter gereguleerd.  
Alles wat afwijkt van de gerichte aanwending van die scheppende eros tot procreatie van legitiem nageslacht, zoals masturbatie, homoseksualiteit, incest e.d. wordt ervaren als een ontheiliging van de oerfunctie van de seksuele organen en is in laatste instantie in die zienswijze op te vatten als het in gevaar brengen van de overlevingskracht van het volk. Een overtuiging die nog steeds doorklinkt in b.v. de opvattingen in vele (ultra)orthodoxe vormen van jodendom, islam en christendom. Dat de sancties in de Tora niet mis zijn wijst op de intense irrationele fundering van deze overtuigingen.  
Nu wordt duidelijk waarom de bepaling omtrent de vrouw, die het geslacht van de vijand van haar man aanraakt, er staat. Het gaat niet om zomaar een brutaliteit. De daad van de vrouw – gezien tegen deze achtergrond – raakt de betrokken man in zijn elementaire waardigheid als voortbrenger van nageslacht, of sterker nog waarschijnlijk, ontneemt hem zijn kracht en vruchtbaarheid; of zijn mannelijke macht wordt op zijn minst onzuiver gemaakt en aangetast.  

Deze en dergelijke bepalingen, die omhuld zijn met de striktheid van het taboe, zijn uiteindelijk ontsproten aan het heilig ontzag voor het raadsel van de voortbrenging. Het raadsel dat gedeeltelijk geweten is geworden, – en door de wetenschap tot op grote hoogte in finesse is ontleed – maar voor een ander deel gehuld blijft in het mysterie, het mysterie dat het Scheppend principe gekozen heeft voor procreatie, voortzetting van het leven, op de manier, waarop het gebeurt: door geboorte en dood, met daartussen in de vereniging van een man en een vrouw in de lustvolle geslachtsdaad. Dit heilig ontzag vertaalt zich op het niveau van de beleving onder meer in: de schaamte.

De ‘seksuele revolutie’

De schaamte is in de loop der eeuwen geïnstitutionaliseerd tot een rigide bastion, in Nederland bijvoorbeeld in de ouderwetse zedigheid van een kleinburgerlijk calvinisme of in katholieke preutsheid. Ook het Jodendom heeft daaraan deelgehad, mede onder invloed van het christendom.  
In de zestiger jaren is dat bastion door mijn generatie behoorlijk gesloopt, in grote mate een verfrissende reactie. Ook ik heb daar in volle overtuiging aan meegedaan (al was ik niet eens zo succesvol in de uitvoering van het programma van de bandeloosheid).  
De schaamte is in de zestiger/zeventiger jaren bij grote delen van de bevolking overbodig verklaard.  Tot op grote hoogte zijn de seksuele organen daarbij ‘onttaboeïseerd’, wat op zich een gezonde ontwikkeling mag worden genoemd.

Een stapje terug


Mij lijkt het, dat onze maatschappij daarin nu veel te ver lijkt doorgeschoten. Het ouderwetse woord bandeloosheid – dat als je het hoort het moderne hoofd grinnikend doet afwenden – dekt toch wel heel goed de lading, als je het woord ontleedt: zonder banden, zonder binding.
De schaamte is lastig; als je het hebt moet de therapeut het maar helpen afslijpen. De schaamte is verouderd, hinderlijk. Overal schreeuwt in de publieke ruimte de naaktheid met haar deksuele connotaties je toe. De naaktheid is een verdienmodel en consumptieartikel geworden. Reclame in de media, series op de buis hebben de naaktheid tot middel gemaakt. De verleidelijkheid van het prikkelend naakte helpt de verkoop. Het meest grof is de ongevraagde porno, waarmee je af en toe wordt geconfronteerd. De naaktheid (en met name dus de schaamdelen, die daarin impliciet verwezen of expliciet geprononceerd worden) is schaamteloos geworden. Het sloopt ons gevoel voor maat, onze sensitiviteit voor de waardigheid van de ander en het respect voor de subtiele wegen van de natuur.
Het is tijd om de schaamte weer haar juiste plaats te geven.  
Niet door terug te gaan naar de bekrompen wereld van de kleinburgerlijke preutsheid van vroeger, naar de kwezels die met hel en verdoemenis zwaaien. Niet terug naar vroeger, maar naar een herbezinning op en omarming van de authentieke schaamte, die een menselijke behoefte is, die nu verdrongen en met de voeten getreden wordt.
Wel heb ik de indruk dat de laatste jeren er meer bewustzijn over is aan het ontstaan.

noten

1. Verschillende andere commentaren op de parasja Ki tetsee zijn te vinden in mijn boek  REIZEN DOOR DE TORA  , deel 2 Leviticus, Numeri en Deuteronomium, en op mijn  website 

2.  Gebruik is gemaakt van enkele passages uit het boek “Eros and the Jews” van David Biale, University of California Press, 1992

3.  Seksualiteit is een begrip dat pas in de 19e eeuw C.E. ingang heeft gevonden

4.  Een uitzondering is de openlijke erotiek, die het Hooglied ( Shir Hashiriem ) uitstraalt. Hier mengt zich op unieke manier eros en devotie.
Eros als genieting op zich laat zich soms wel afleiden uit de verhalen in Tora en Tenach.
De ontroerende ontmoeting van Ja’akov en Rachel bij de put. De lust, die Juda zocht bij de prostituée, die zijn schoondochter Tamar bleek te zijn. De begeerte van David, toen hij de naakte Batsheva zag.

Herz aug 2023


Reëe        

Devariem /Deuteronomium 11:26–16:17ë

Vlees 

De aanwijzing van Jeruzalem als enige plaats voor het brengen van offers, het aanbieden van eerste landbiuwopbrengdten, het vieren van de heilige feesten etc. bracht een moeilijkheid met zich mee, die moest worden opgelost: hoe het slachten van dieren voor de vleesconsumptie te regelen. Want tijdens de reis door de woestijn was het eten van vlees altijd verbonden met de offers van gewijde dieren. Wilde men vlees eten, dan moest een dier ter wijding aan de priesters worden aangeboden, die het dan slachtten, offerden en dan hun deel kregen. Daarna kon de familie pas aan het eten van hun deel beginnen. Maar nu de offers alleen in Jeruzalem plaatsvinden wonen velen te ver om deze procedure te volgen en deze mensen krijgen dispensatie: Wanneer de Ene, uw God, uw gebied ruim gemaakt heeft, zoals Hij tot u gesproken heeft, en u zegt: Ik wil vlees eten, omdat uw ziel ernaar verlangt om vlees te eten, dan mag u naar het volle verlangen van uw ziel vlees eten(Devariem/Deuteronomium 12: 20 ev). 

Rav Kook’s uitleg

Het is interessant hoe de mysticus Rav Kook (Rabbi Abraham Isaac Hakohen Kook (1865-1935) deze passage heeft opgevat. Hij hoorde namelijk in de wijze van formulering van deze zinsneden een licht verwijt doorklinken; met enige tegenzin stond de Ene het eten van vlees toe. Dit was een concessie aan de mensen gedaan om erger bloedvergieten onder elkaar te voorkomen. Oorspronkelijk was de mens vegetariër, immers er staat in Beresjet/Genesis 1: 29 ev:   En God zei: Zie Ik geef u al het zaaddragende gewas dat op heel de aarde is, en alle bomen waaraan zaaddragende boomvruchten zijn; dat zal u tot voedsel dienen; twee verzen later verklaart Hij dat al wat Hij geschapen had ‘zeer goed was ‘ (Beresjet/Genesis 1:30). Vegetariër zijn is dus spiritueel gezien de hoogste trede in de menselijke ontwikkeling. Maar sinds Noach konden de mensen die spirituele volmaaktheid niet meer opbrengen en hun verlangen naar vlees niet bedwingen. Daarom werd het in beperkte mate toegestaan (Beresjet/Genesis 9:3-5). Het eten van vlees is een neiging, die Rav Kook als negatief betitelt, maar die nu eenmaal moeilijk te bedwingen is. Vandaar dat de Schepper het eten van vlees heeft toegestaan. De mensen konden de energie, die het kostte om het verlangen naar vlees eronder te houden, beter besteden aan het verbeteren van de onderlinge relaties van mens tot mens. Echter, de ontheffing betreft een tijdelijke maatregel! ‘De ontwikkeling van dynamische idealen zal niet voor altijd geblokkeerd zijn. Door algemene morele en intellectuele vooruitgang (…)zal het latente streven naar rechtvaardigheid voor het dierenrijk doorbreken, wanneer de tijd rijp is’, aldus de Rav.2 Uiteindelijk is vegetarisme het uiteindelijke ideaal, dat de Messiaanse tijd zal kenmerken. Zelfs de dieren zullen dan een vegetarisch bewustzijn bereiken, zoals Jesjaja voorspelt in hoofdstuk 11: 

‘6   Een wolf zal bij een lam verblijven, 
een luipaard bij een geitenbok neerliggen, 
een kalf, een jonge leeuw en gemest vee zullen bij elkaar zijn, 
een kleine jongen zal ze drijven. 
7 Koe en berin zullen samen weiden, 
hun jongen zullen bij elkaar neerliggen. 
Een leeuw zal stro eten als het rund.’ 3 .
Overigens waarschuwde de rabbi tegen een al te radicaal vegetarisme, dat het gevaar inhield, dat de aanhanger te zeer los zou komen te staan van de nu eenmaal onvolmaakte wereld. Om zich zelf eraan te herinneren, dat de Messiaanse tijd nog niet was gekomen at Rav Kook, die verder vegetarisch leefde, op sjabbat een kippetje! 
De dispensatie ten aanzien van het eten van vlees is overigens niet grenzeloos. De slachtvoorschriften (sjechieta) en de voorschriften over welke dieren gegeten mogen worden en welke niet en onder welke voorwaarden het vlees moet worden bereid (kasjroet) dienen ertoe om de geest bewust te laten blijven van het voedsel, dat men eet en zullen , naar Rav Kook hoopt, ooit de motivatie te bevorderen om het vlees van het menu te schrappen. 

Moderne ecologie

Naast messiaans-spirituele overwegingen zijn er ook argumenten van heel andere aard die oproepen om het eten van vlees te stoppen of in ieder geval te minderen. Het zijn argumenten van materiële en ecologische aard, die uiteindelijk ook zeker een ethische en zelfs spiritueel te noemen strekking hebben. Want het eten van vlees kost te veel, put de aarde uit en brengt de voorziening van voedsel aan de wereldbevolking in gevaar. 
De productie van vlees gaat gepaard met het verbruik van heel wat natuurlijke rijkdommen: Om een kilo vlees te produceren is evenveel tijd en evenveel ruimte (dus oppervlakte grond) nodig als om 160 kg aardappelen te telen. Met de hoeveelheid water die nodig is om een kilo rundvlees te produceren, zou je een jaar lang elke dag een douche kunnen nemen. Voor elke kilo rundvlees die op je bord terechtkomt, werd 7 liter benzine verbruikt. Wat de klimaatopwarming betreft: de productie van een kilo rundvlees brengt bijna 80 keer meer broeikasgassen voort dan een kilo tarwe. Dit komt overeen met een afstand van 60 km die wordt afgelegd met de wagen 4 .
Het geeft mij altijd wel voldoening als ik zie, dat bepalingen uit de Tora in combinatie met (spirituele) uitleg inzichten opleveren, die in een andere moderne vorm opduiken in wetenschappen als bijvoorbeeld sociologie, psychologie en ecologie. De rationele en materiële buitenkant van het weten is ingebed in een onafzienbare bedding van intuïtieve spirituele kennis. 

Noten

1. Verschillende andere commentaren op de parasja Reëe zijn te vinden in mijn boek  REIZEN DOOR DE TORA  , deel 2 Leviticus, Numeri en Deuteronomium, en op mijn  website 

2. Ggeciteerd door Nechama Leibowitz, uit Tallelei Orot ‘Dauwdruppels van Licht’
Het zo aansprekende beeld van de vreedzame leeuw die stro eet en naast het lam ligt treft mij tegelijk door tegensprakigheid in zoverre de essentie van de leeuw juist is dat hij een jager op wild is en lammeren eet. De mutatie naar een stroëter lijkt hem tot een wezenloos dier te maken.


3.  gegevens van een paar jaar geleden, destijds vermeld op http://documentatie.leefmilieubrussel.be. 

Waëtchanan        

Devariem / Deuteronomium 3:23-7:11

Vergezicht vanaf de berg Pisga opTsion

In zijn laatste dagen smeekt Mozes om het beloofde land Kenaän te mogen betreden, maar de Eeuwige staat hem dat niet toe 1 . Wel mag hij op de top van de berg Pisga de zo lang verbeide contreien van grote hoogte overzien: ‘Beklim de Pisga en kijk vanaf de top uit naar het westen, het noorden, het oosten en het zuiden. Kijk goed om je heen, want je zult de Jordaan niet oversteken’ (Devariem/Deuteronomium 3:23). Wat zag de oude profeet aan zijn visionair oog voorbij komen?

Tsion

Het was afgelopen donderdagdag Tisja be’Av. Een goede aanleiding om mij voor te stellen, dat de blik van de bejaarde leider viel op de berg – in feite een fors geheuvelte – in Judea, waar ooit Avraham zijn zoon op het altaar legde voor het offer aan de Eeuwige, dat de Eeuwige op het laatste moment verhinderde, want.  Hij wilde – zeker op deze plaats – absoluut geen vergieten van mensenbloed. De berg, die voortaan een heilige plek zou zijn, heette Moria. In de tijd, dat Mozes op de Pisga over Abrahams offerplaats uitkeek, bevond zich daar een sterke vesting, bewoond door de Kenaänitische stam van de Jebusieten.
Maar in mijn verbeelding ziet de hoogbejaarde leider ook in de toekomst van de berg, die later Tsion genoemd zou worden. Misschien ging er een rilling door hem heen toen hij  een afwisseling van sublieme gloriemomenten en  afgrijselijkste dieptepunten in een antal flitsen aan zich zag passeren.

De tempel

Daar komt koning David op, die eindelijk de Jebusietische vesting had ingenomen. Hij heeft er zijn hoofdstad Jeruzalem gemaakt. Hij koopt de dorsvloer, die een Jebusietische hoofdman op Tsion had, om er een altaar te maken, de kiem van de glorieuze tempel die zijn zoon Salomo zou bouwen.
Mozes’ verziende blik rust even op een prachtgebouw, een wereldwonder van architectuur, waaruit he gezang van de levieten opklinkt. Vierhonderd jaar zou de tempel een plaats van eredienst zijn, aanvankelijk een plek van rechtvaardigheid en integriteit zijn, maar geleidelijk gaan verwaarlozing, corruptie, machtstrijd en en hypocrisie de boventoon voeren.. Profeten staan op, Micha, Jesaja, Jeremia en anderen, die net zoals hij, Mozes, waarschuwen om de kern van de boodschap van compassie en rechtvaardigheid hoog te blijven houden tegen de machten van corruptie en moreel verval.
Maar dan. In een volgend beeld ziet hij die prachtige tempel branden en zijn volk met alle kostbare parafernalia van de tempel weggevoerd naar het verre Babel. De bejaarde visionair zucht, hij zag het aankomen 2 .

Maar kijk, op Tsion verheft zich na vele jaren van ballingschap op het puin weer een nieuw heiligdom, een tweede tempel. Opnieuw wordt de boodschap van compassie en rechtvaardigheid belichaamt in een prachtig heiligdom. Er rust weer zegen op de gewijde plaats.
Maar ook de eeuwen die volgen tonen aan de oude leider corruptie en bloedige machtsstrijd tussen priesters, koningen, scherpslijpers en vrijdenkers . Dan opnieuw ruim vier eeuwen later, na bloedige veldslagen tegen bezettende legers ,Romeinen, maar ook na onderlinge slachtingen tussen drie partijen, die in Jeruzalem elkaar naar het leven staan, slaan weer de vlammen hoog uit het enorme gebouw. Ook deze tempel wordt door brand verwoest 3 .
De oude profeet kan het beeld van rook en stromen bloed nauwelijks verdragen, het voorbijkomend geschreeuw pijnigt zijn oren.

Latere eeuwen

Het profetisch oog van Mozes reist een paar eeuwen verder. Een treurig tafereel op de berg Tsion komt hem tegemoet, twee beelden van een keizer, genaamd Hadrianus, en vlak daarbij een grote steen met een holte daarin en een groep Joden, die de steen zalven en klagen en die hun kleren verscheuren, ieder jaar doen ze dat op de negende van de maand Av, de fatale datum van de ondergang van de heiligdommen op de berg.4.

Een volgend beeld komt de oude leider voor ogen. Drie eeuwen later, wordt er op de berg Tsion een nieuw gebouw opgetrokken op de puinhopen, die daar liggen, een voorlopig heiligdom, dat later zal worden verfraaid en uitgebouwd tot een moskee, met de naam El Aqsa 5. Het is niet Mozes’ volk, de bouw uitvoert, maar de bejaarde leider herkent de bouwers, het zijn afstammelingen van een andere zoon van Abraham, Ismael, uit hem is kennelijk ook een profeet voortgekomen.

Sinat chinam

Mozes ziet ook af en toe stoeten geleerde mannen druk met elkaar in gesprek, mannen, die zich rabbijnen noemen en die zich bezig houden met de uitleg en uitwerking van de boodschap, die hij als profeet heeft ontvangen van de Eeuwige. Dat doet hem veel plezier en hij hoort in zijn verhorende oren het geruis van eeuwenlange, intense, geanimeerde gesprekken van deze rabbijnen passerendie hij soms nauwelijks kan volgen.
Hij begrijpt er vaak niet veel van, maar soms vangt hij iets op. Zo hoorde hij de geleerden zich afvragen, waarom de Tweede Tempel werd verwoest; daar werd toch Tora werd geleerd, mitzwot werden gedaan en goede daden? De ene rabbijn zegt: omdat er binnen en rondom die tweede tempel haat zonder enige rede heerste, sinat chinam 6. Een andere zei:   omdat de Joden obsessief precies alles deden. zoals de letter van de regels het zeiden, zelfs als ze in strijd de bedoeling van de regels kwamen 7.
Het deed de oude leider plezier, dat de oude wijzen van zoveel eeuwen na hem toch steeds weer probeerden terug te keren tot de essentie van zijn boodschap, zeker toen hij nog veel verder in de toekomst luisterend een rabbijn hoorde zeggen 8 dat de haat zonder rede (sinat chinam ) vooral slaat op zogenaamd ‘rechtschapenen’, die anderen, die zich niet precies gedragen volgens hun geloof behandelen als ketters (apikosim ). Met name die misplaatste vervolging leidde tot de verwoesting, want God, zo hoorde Mozes hen tot zijn genoegen zeggen, wil dit soort buitensporige scherpslijpende rechtschapenheid niet, maar wel humaan moreel gedrag in alledaagse zaken.
Misschien deed Mozes nog een uiterste visionaire inspanning en kon hij zijn verreikende blik tot in de eenentwintigste eeuw doen reiken. Wat zou hij gezien hebben.
Waarschijnlijk kan hij zijn visionaire ogen niet geloven. Wat een prachtig welvaren land, gevuld met heel veel Joden en ook veel afstammelingen van Ismael. Jeruzalem, blinkt groter en rijker dan Mozes in zijn hiernamaalse blik ooit heeft gezien . Dan zoomt hij in op die gepijnigde berg Tsion, in de hoop, dat er vrede rondom de gewijde plek zou zijn, dat de giftige sfeer van sinat chinam eindelijk verdwenen zou zijn.

Boven op de berg Tsion ziet hij afstammelingen van Ismael bidden, in en rond hun heiligdom, want hun profeet was daar ten hemel gevaren. Dat hadden de Joden, die weer na heel veel bloed, zweet en tranen weer een staat hebben kunnen stichten in het beloofde land en die zo weer de baas waren in Jeruzalem, goed gevonden. Maar de spanning is om te snijden. Vanaf het grote plein bij de berg stijgen gebeden, maar vooral ook verhit ruziënde stemmen ten hemel. De rechtschapen Joodse mannen hebben hun plek om te bidden geclaimd bij het stukje westelijke muur van de tweede tempel, dat de eeuwen heeft getrotseerd en dat heilig is verklaard. Er zijn ook andere Joodse mannen en vrouwen, die de rechtschapenen niet rechtschapen genoeg vinden om met hen hun gebedsplek bij de muur te delen; die Joden zouden graag in een hoek van het plein van de muur ook willen bidden, maar dat vinden de rechtschapen mannen niet goed 9 .. De ultra-rechtschapenen onder hen n de supernationalisten willen zelfs tegen alle tegenstand van grote bevolkindgroepen en massale protesten via pseudostaatscoup de macht grijpen om de rest van de mensen van hun volgens hen verderfelijke vrijheden te beroven. En dat in de tijd van Tisja-be-Av die toch tot bezinning zou moeten opwekken zelfs bij de rechtschapenen.
Rondom de  berg Tsion worden eens te meer eindeloze ruzies tussen partijen, die menen dat zij de heiligheid van de plek en de juiste opvattingen in pacht hebben, en dreigen met geweld om dat kracht bij te zetten.
Het schaamrood zal Mozes naar de kaken zijn gestegen. Hij zal gezucht hebben. Hij zal een vreemd verlangen hebben gehad, dat alles en iedereen even helemaal weg zou zijn van de omstreden berg en dat er een leegte en een stilte zou heersen op de berg, waarin opnieuw de heiligheid zou neerdalen, gelijkelijk beschikbaar voor een ieder, die daarvoor open wilde staan.

Toen daalde de leider af van de Pisga om zich voor zijn laatste rede bij zijn volk te voegen. Want een profeet geeft de hoop nooit op. Zijn hoop is altijd net iets groter dan zijn teleurstelling. Zijn compassie is altijd net iets groter dan zijn boosheid. Toen begon hij met zijn laatste woorden.
(Devariem/Deuteronomium 4:1).

noten 

1. Verschillende andere commentaren op de parasja Waetchanan zijn te vinden in mijn boek  REIZEN DOOR DE TORA  , deel 2 Leviticus, Numeri en Deuteronomium, en op mijn  website 

2.  2 Koningen 25

3,   Flavius Josephus, De oorlog van de Joden, boek VI

4.  Ontleend aan het reisboek van de ‘pelgrim van Bordeaux’, die in 333 AD Jeruzalem bezocht

6. .Ontleend aan ‘ The pelgrimage of Arculfus’ , die in 670 AD Jeruzalem bezocht

7.  Talmoed Joma 9b

8.  Talmoed Bava Metzia 30b. Letterlijk: Rabbi Jochanan zei, dat Jeruzalem alleen maar verwoest was, ‘  omdat de joden (strikt) handelden volgens de letter van het recht (Tora) en niet voorbij wilden gaan aan de maat van het recht’ 
 9.  Aldus de Netziv Naftali Zvi Yehuda Berlin, 19 e eeuw in zijn commentaar ‘Ha-emek Davar’

10.  Lees bijv. Ha’aretz Feb 26, 2016: http://www.haaretz.com/.premium-1.706640

Bewerkt juli 2023

Devariem  

Devariem / Deuteronomium 1:1–3:22 

Onafhankelijke rechtspraak de hoeksteen van de samenleving

Het boek Devariem/Deuteronomium is een compositie van de laatste redevoeringen die Mozes vlak voor zijn dood voor zijn volk heeft gehouden. Het boek begint met de gelijknamige parasja. Het volk van Israël is na ruim veertig jaar omzwerving gelegerd bij de Jordaan, klaar om de rivier over te steken. Mozes beklimt als het ware het spreekgestoelte en begint zijn laatste redevoeringen met een terugblik op de afgelopen veertig jaar 1 .

Instelling van rechters

Het is niet toevallig, dat dat de oude leider zijn lange terugblik begint het memoreren van de aanstelling van rechters (1:12-18) en de eis dat zij onpartijdig moeten oordelen. Een natie kan pas goed functioneren als er een rechtssysteem is. Het is van levensbelang om een onafhankelijke rechtspraak te hebben. Dat wordt al in de Tora meermalen naar voren gebracht, zoals ook hier

Devariem11:3: ‘Geef voor uzelf,  ingedeeld  naar uw stammen, wijze, verstandige, ervaren mannen ( anasjiem chachamiem, we-navoniem, widoe’iem ), dan zal ik hen tot hoofd over u aanstellen. (…) 16 Ik beval in die tijd uw rechters: Luister naar  de geschillen  tussen uw broeders, en oordeel rechtvaardig tussen een man, zijn broeder en de vreemdeling die  bij  hem is.’

Onpartijdige rechtspraak

Dat Mozes dit als eerste in zijn herinnering terugroept benadrukt, dat hoe een onpartijdige rechtspraak voor een samenleving de hoeksteen is van rechtvaardigheid en vrede. Je kan er zeker van zijn, dat in staten, waar dictators of oligarchieën de dienst uitmaken het er met de rechtspraak slecht voorstaat. Voortdurende corrupte rechtspraak leidt tot opstand en anarchie. In het huidige Israel lijkt dit besef  juist bij het  ultravrome Jvolksdeel niet echt doorgedrongen.

In vers 17 staat er nog eens heel uitdrukkelijk: ‘ U mag niet partijdig zijn in de  rechtspraak: zowel de kleine als de grote moet u aanhoren. U mag voor niemand bevreesd zijn, want de  rechtspraak  behoort aan God. Maar de zaak die voor u te moeilijk is, moet u bij mij brengen en ik zal die aanhoren’.

‘U mag niet partijdig zijn’ ( lo takiroe paniem be-misjpat ) leest Rasji op zijn eigen wijze (2) – als slaande op de benoeming van rechters; hij zegt: ‘deze bepaling is gericht op hem, wiens taak het is om rechters te benoemen – zodat hij niet gaat zeggen, meneer die-en-die is een mooie of sterke man; meneer die-en-die is mijn familie, ik maak hem rechter in de stad etc.’
De oude middeleeuwse meester legt hier de vinger op het voortdurend loerend gevaar om de benoeming van rechters te politiseren. Het lijkt wel of in dit tijdsgewricht waarin sommige naties een soms verontrustende antidemocratische verschuivingen te zien geven een nieuwe aantasting van de onafhankelijkheid van rechters plaats vindt. Wie denkt niet onmiddellijk aan de rechters in het Poolse hooggerechtshof, die voortaan benoemd worden door een commissie met een meerderheid van partijgangers van de Poolse president (de nationaal-conservatieve regeringspartij Recht en Rechtvaardigheid (sic!)). Wie volgt niet met verbazing de politieke spelletjes rond de benoeming van rechters in het Amerikaanse Supreme Court, waar nu voortaan jarenlang een onwrikbare conservatieve meerderheid voorspelbare conservatieve uitspraken zal doen. Dat is weer enige tijd geleden. En wie  denkt nu niet aan het politieke spel, dat vanuit ultranationalistisch en extreem religieus rechts in Israel is begonnen om het Hooggerechtshof zijn onafhankelijkheid te ontnemen.doen.

‘Zowel de kleine als de grote moet u aanhoren’ is een adagium, dat in alle tijden gelding heeft. Rasji concretiseert, dat de zaak van de kleine man om een gering geldbedrag evenveel aandacht moet krijgen als de zaak van een rijk man om een grote som gelds, waarmee hij de Talmoeddiscussie samenvat (3).
‘U mag voor niemand bevreesd zijn’, duidt de Talmoed begrijpelijkerwijs als een oproep je mening niet uit angst voor (een machtig) iemand terug te houden, wat denk ik tegelijk in sommige politieke omstandigheden grote moed vereist.

In Nederland mogen we ons verheugen in een behoorlijk functionerende onafhankelijke rechtspraak. In het democratische Israël is bij gebreke van een grondwet het hooggerechtshof een onmisbare corrigerende factor in het complexe politieke landschap. Het hof heeft de bevoegdheid om wetten die het onconstitutioneel acht ongedaan te maken. Voor sommige (ultra)conservatieve en nationalistische fracties is het hof een sta in de weg om hun politiek door te voeren. Het is dan ook hoogst bedenkelijk, dat ook in de Joodse staat een wetsontwerp dat de bevoegdheid van het hof wil inperken in de Knesset veel kans maakt ondanks de massale demonstraties die al wekenlang tegen deze pseudo staatscoup protesteren.

noten1.  In mijn boek Reizen door de Tora, deel 2 en op mijn website ben ik uitgebreid ingegaan op de andere aspecten van het boek en de parasja Devariem.

2. ) Wsch leest hij het zo omdat in het vervolg al de onpartijdigheid van de rechters al voldoende naar voren komt en bovendien is die onpartijdigheid ook al gewaarborgd in Devariem 16:18-19, waar de instelling van rechters nog eens is opgetekend en waar staat: ‘ U mag het recht niet buigen. U mag niet partijdig zijn en geen geschenk aannemen, want een geschenk verblindt de ogen van wijzen en verdraait de woorden van rechtvaardigen’.
3.  Zie Rasji ad loc en Talmoed Sanhedrin 8a

RC herzien juli 2023

  Pnchas

    Bemidbar / Numeri 25:10–30:1

Een geval van eigenrichting

Het laatste deel van de parasja Balak en het eerse deel van de parasja Pinchas 1 gaat over het drama van de verboden seksuele relaties  van de Israëlieten met de meisjes van Moäv en Midjan. Die hadden de Israëlitische mannen verleid om mee te doen met de offers aan hun god Baäl Peor (vermoedelijk gepaard gaand met vormen van tempelprostitutie) . Het blijkt later een list te zijn geweest van de gefrustreerde Bilam (zie parasja Balak) om met deze geraffineerde aanpak de Israëlieten te verzwakken 2 . Een dodelijke ziekte verspreidt zich onder hwt volk en leidt tot een rampzalige sterfte. De Tora wijt dit aan de woede van de Eeuwige maar waarschijnlijk was er (ook) sprake van een ernstige geslachtsziekte. Mozes houdt met de oudsten een crisisberaad en tijdens hun beraadslagingen spitst het gebeuren zich dramatisch toe als één van de prinsen uit de stam Sjimon, Zimri genaamd, tot verbijstering van Mozes en de raadslieden een Midianitische prinses openlijk naar zijn tent voert om met haar de bijslaap te verrichten 3 Pinchas kan dit niet langer aanzien en neemt zijn speer en gaat naar de tent waar de prins Zimri en de Midjanitische Kosbi  de bijslaap bedrijven en doorsteekt met dat wapen hun onderlichamen. De sterfte is toen meteen gestopt, misschien omdat dit afschrikwekkend voorbeeld de mannen onmiddellijk van verdere seksuele omgang met de Moabitische en Midianitische vrouwen afhield.  Intussen waren er vierentwintigduizend slachtoffers gevallen.
Dan begint onze parasha met:
25:10 Toen sprak de Eeuwige tot Mozes: 11 Pinchas, de zoon van Elazar, de zoon van de priester Aharon, heeft Mijn grimmigheid over de Israëlieten afgewend, doordat hij zich in hun midden met ijver (be-kano, voor Mij heeft ingezet, zodat Ik de Israëlieten niet in Mijn na-ijver (be-kinati) vernietigd heb. 12 Zeg daarom: Zie, Ik geef hem Mijn verbond van vrede: 13 hij, en zijn nageslacht na hem, zullen het verbond van het eeuwige priesterschap hebben, omdat hij zich voor zijn God heeft ingezet en verzoening voor de Israëlieten heeft gedaan.

Fanatisme

Wat opvalt  in de tekst is  het veelvuldig gebruik van de woordstam ‘kana’  dat moeilijk te vertalen is. Het bergt in zich woede, jaloersheid, fanatisme, maar ook enthousiasme en extreme toewijding, het Engels als ‘zeal’. Het woord kina betekend jaloersheid, naijver (voortlevend in het Jiddische kinnesinne < Kina sinas , na-ijver en haat). Het Hebreeuws voor ‘zeloten’ is kanaïm. Pinchas heeft – letterlijk vertaald – ‘met zijn ijver mijn naijver verjaagd want anders had ik in mijn naijver de kinderen van Israel vernietigd’ 4.

Pinchas stelt met zijn impulsieve eigenrichting de vraag actueel: wanneer is een recht en wet doorbrekende daad, die in aller belang lijkt te worden verricht en vele levens spaart, gerechtvaardigd? Kennelijk heeft God de impulsieve daad van eigenrichting achteraf goedgekeurd en zelfs beloond met de promotie van het ‘eeuwig’ priesterschap 5 .
Het fanatisme gaat vaker wel dan niet over de schreef. In het geval van Pinchas was er sprake van een acute noodsituatie (in dit geval de om zich heen grijpende epidemie, nog aangevuld met een dreigende strafexpeditie door Mozes), een acute maatschappelijke ontwrichting (de anarchie van normen en waarden) en het overweldigende levensreddende karakter van de daad, i.c. twee slachtoffers versus de mogelijk nog komende duizenden levens van de volksgenoten. Zijn dat voldoende criteria?
Vele commentatoren hadden en hebben moeite met de beoordeling van de daad van Pinchas. Ook de vaststellers van de uiteindelijke Hebreeuwse tekst in de vroege middeleeuwen, de Masoreten; dat blijkt wellicht uit het schrift in de Torarol (sefer Tora) en in de Hebreeuwse tekst van de Tora in boekvorm (de Choemash). Daar is in vers 11 de naam Pinchas met een heel kleine jod geschreven en de vav (klinkend hier als o) in ‘ briti shalom ‘, mijn verbond van vrede, is gebroken in twee stukken, leest u het maar na. De eigenlijke durende vrede kan op deze wereld nooit door geweld worden bereikt, is mijn favoriete uitleg.

noten

1. Verschillende andere commentaren op de parasja Pinchas zijn te vinden in mijn boek  REIZEN DOOR DE TORA  , deel 2 Leviticus, Numeri en Deuteronomium, en op mijn  website 

2. Tot woede van Mozes worden in de later volgende oorlog met Midian de vrouwen buitgemaakt.  316 “Zie, zíj waren door de raad van Bileam voor de Israëlieten de aanleiding tot trouwbreuk tegen de Eeuwige’, In die oorlog is ook Bilam gesneuveld.

3. De vurige dienstbaarheid, die tot extremisme kan leiden, was ook al te vinden bij de zonen van Aharon, Nadav en Avihoe, die zich te buiten gingen in geestdriftige maar ongevraagde rituelen (Sjemot/Ex. 10:1). Volgens de Midrasj speelden de zielen van deze twee dan ook door in de persoon van Pinchas. De ziel en de ‘zeal ‘ van Pinchas ging volgens de midrasj weer over naar de profeet Elijahoe, die ook door dienstwillige ijver werd bezield. Niet voor niets treedt hij op in de Haftara – toegevoegde profetenlezing – van deze week (1 Meelachim/Koningen 18:46-19:21 ). Meer over Pinchas en Elia in mijn korte essay http://www.robcassuto.com/Elia%20in%20de%20grot.htm

4.  In een midrasj, verhaald in de Talmoed (Sanhedrin 82a en b), wordt het provocatieve karakter van deze daad nog benadrukt in een schilderachtige uitweiding over hoe dat zich mogelijk heeft afgespeeld.
Zie voor een parasfrase hier.

5. In ieder geval komt hij nog 300 jaar later voor in de tijd van de rechter Jefta (Jiftach), of het moet een late nazaat en naamgenoot zijn.

Herz juli 2023

    
Korach

Bemidbar/ Numeri 16:1–18:32

Een uit het veld geslagen leider en eem dwaze en een wijze vrouw 

In deze parasja 1 lezen we over wat tijdens de veertigjarige woestijntocht wel de meest ernstige betwisting heeft betekend van de autoriteit van Mozes en Aharon. Vier vooraanstaande mannen, gesteund door een aanzienlijke achterban, treden in de volksvergadering naar voren met een ernstige aanklacht,

Waarom valt Mozes op de gromt bij het horen van de aanklacht?

Brengers van de aanklacht zijn Korach van de stam van Levi. Datan, Aviram en On van de stam van Ruben, die gelegerd is naast een van de levitische clans, de clan van Kohatieten in het zuiden van het kamp. Wee de kwaadwilligen en hun buren, roept Rasji uit; als slechteriken je buren zijn ben je nog niet jarig. Waarmee komen ze? Mozes matigt zich veel te veel macht aan, vinden ze. Waar haalt hij het recht vandaan over hen te beslissen, zich boven hen te verheffen? Ze stonden toch allemaal als gelijkwaardige burgers bij de Sinaj?
Als Mozes dit hoort valt hij op de grond (16:4). Rasji zegt: uit wanhoop, het is al de vierde keer, dat er wordt gerebelleerd, en de oude leider vreest dat hij dit maal het volk niet meer zal kunnen redden van de woede van de Eeuwige.
Als psycholoog zou ik zeggen: het was een doodschrik, hij viel flauw, zoals wel gebeurt als een mens verschrikkelijk slecht nieuws hoort.
De chassidische rebbe Sjne’oer Zalman van Liadi (18 e eeuw) oppert: Mozes sloot niet uit, dat middels Korach de Allerhoogste hem een boodschap wilde doorgeven met betrekking tot zijn leiderschap. Hij had tijd nodig om in zichzelf te onderzoeken of er inderdaad een spoor van zelfverheffing of trots in hem was. Daarvoor viel hij op de grond. Toen hem duidelijk was, dat dat niet het geval was, stond hij weer op en kon hij Korach zien voor wat hij was: een ruziezoeker. Ga altijd na of de boodschapper met zijn boodschap zijn eigen belang voor ogen heeft of dat hij werkelijk de intentie heeft iets van waarheid en waarde te onthullen. In andere commentaren ga ik verder in op deze machtsgreep 2 .

Een dwaze en een wijze vrouw

De midrasj laat ook het licht schijnen op rol ban de vrouwen. Achter de schermen van een mannenmaatschappij hebben ze vaak grote invloed, zijn ze ‘the brains behind pa’.  De aarstmoeders Sara, Rivka, Rachel en Lea hadden grote invloed op hun mannen. Vrouwen kunnen je maken of breken, zoals Misllee (Spreuken) 14:1 zegt: ‘Wijze vrouwen bouwen hun huis op, maar een  die zeer dwaas is, breekt het met haar handen af’. De midrasj zegt dat Koning Salomo tot deze spreuk geïnspireerd werd door de daden van de vrouw van Korach en de vrouw van de Rubeniet On 3 .

Immers naast Korach heeft zijn vrouw een groot aandeel in de rebellie, zegt de midrasj. Zij heeft hem flink opgestookt. Mozes had hem, Korach, doodeenvoudig genegeerd bij de benoeming van hoge posten, zei ze, Mozes deed aan nepotisme en benoemde zijn neefjes tot priester; de boeren moeten de priesters hun deel geven, maar de levieten krijgen niks en moeten gewoon belasting betalen, en hij Korach (=’kale’) had als gewone leviet het vernederende afscheren van lichaamshaar moeten doorstaan. En ook andere voorschriften zoals de tsietstietplicht en het mezoeza voorschrift, belachelijk allemaal, zo ridiculiseerde zijn vrouw als een echte demagoog achter de schermen.  

Nee dan de vrouw van de Rubeniet On. De man On wordt na zijn introductie in vers 1 van hoofdstuk 16 niet meer vermeld; hij is kennelijk aan de rampzalige afloop van de rebellie ontkomen. Dat heeft hij volgens de midrasj aan zijn vrouw te danken. Die zag hem samenzweren met Korach en diens kornuiten. Ze raadde hem dringend aan uit te stappen, hij zou zelfs bij het slagen van de rebellie er toch niets wijzer van worden. Hou je gedeisd, zei ze, blijf in je tent, ik hou je uit de wind. Ze gaf hem wijn te drinken en ging voor de tent zitten. Daar ging ze uitgebreid heur haar kammen en tot een ingewikkelde coiffure kappen, een langdurige procedure waar mannelijke ogen zich niet op mochten vestigen: die moesten uit de buurt blijven. Toen ze daar eindelijk mee klaar was waren was de rebellen al afgelopen. Korach, Datan en Aviram en hun families waren al door de grond verzwolgen en door het vuur verteerd. Weet met wie je een (echtelijke of politieke) partij vormt.  

Maar de zonen van de rebel Korach werden gespaard (Bamidbar 26:11), ze waren het niet eens met hun vader of ze waren te jong. In de tijd van koning David vormden hun nazaten een koor van tempelzangers. Ze componeerden elf beroemde psalmen, waarmee ze wellicht iets van de slechte naam van hun voorvader hebben goedgemaakt.

Noten

1. Meer commentaren op de parasja Korach zzie mijn boek  REIZEN DOOR DE TORA  , deel 2 Leviticus, Numeri en Deuteronomium.

2.  Gebaseerd op Sipurei Chassidim, vermeld op http://www.kabbalaonline.org/kabbalah/article_cdo/aid/683765
Meer over het debat tussen Korach en Mozws op mijn website: http://www.robcassuto.com/parasjot2.html#pkach

3.  Gebaseerd op Daät Zekeniem (selectie van commentaren uit de Tosafot, 13 e eeuw) op Numeri 16:1 op sefaria.org

RC herzien 2023

Sjelach lecha

Numeri/Bamidbar 13:1-15:41

Een slim verhaal

Parasjat Sjelach is een fascinerend gedeelte in de Tora dat ons een diepgaand inzicht geeft in het belang van vertrouwen, moed en het vermogen om onze angsten te overwinnen. Deze parasja, die te vinden is in het boek Numeri (Bamidbar), vertelt het verhaal van de verspieders die werden gestuurd om het land Kanaän te verkennen.

In het begin van de parasja geeft Mozes opdracht om twaalf verspieders, één uit elke stam, naar het land Kanaän te sturen. Hun taak was om de omgeving te verkennen, de mensen en hun steden te observeren en vervolgens verslag uit te brengen aan Mozes en het volk. Deze missie was bedoeld om het volk gerust te stellen en hen voor te bereiden op hun toekomstige bestemming.

Helaas werden de verspieders overweldigd door angst en twijfel. Ondanks het feit dat ze getuige waren van de vruchtbaarheid en de overvloed van het land, zagen ze ook sterke en machtige volken die in het land woonden. Ze werden overmand door angst en het gevoel van inferioriteit en brachten een vernietigend verslag uit, waarbij ze beweerden dat het onmogelijk was om het land te veroveren. Deze negatieve woorden en gebrek aan vertrouwen veroorzaakten grote angst onder het volk en resulteerden in een opstand tegen Mozes en Aaron.

Dit verhaal laat ons zien hoe destructief angst en gebrek aan vertrouwen kunnen zijn. Het volk was klaar om terug te keren naar Egypte, naar de slavernij, omdat ze geloofden dat ze niet in staat waren om de uitdagingen van het veroveren van het land aan te gaan. Ze verloren het vertrouwen in zichzelf en in God. Dit gebrek aan vertrouwen kostte hen de mogelijkheid om het prachtige land dat hen beloofd was, binnen te gaan.

Parashat Sjelach herinnert ons eraan dat vertrouwen en moed essentiële kwaliteiten zijn om onze doelen te bereiken. We moeten in staat zijn om onze angsten onder ogen te zien en ze te overwinnen. Dit betekent niet dat we geen zorgen of twijfels mogen hebben, maar het betekent dat we ze niet moeten laten regeren over onze beslissingen. We moeten vertrouwen hebben in onszelf en in onze capaciteiten, en bovenal in God.

Een andere belangrijke les uit deze parasja is het belang van positieve invloeden in ons leven. De verspieders werden beïnvloed door hun negatieve perceptie en ze verspreidden deze negativiteit onder het volk. Aan de andere kant zien we in het verhaal van Jozua en Kaleb twee uitzonderingen. Zij hadden het vertrouwen en de moed om het volk aan te moedigen om het land binnen te gaan, ondanks de uitdagingen. Ze wezen op de vruchtbaarheid en beloofden dat het volk in staat was om het land te veroveren. Deze positieve invloed is crucial.

Ik ga nu verklappen dat bovenstaand commentaar niet door mij is geschreven.  Sinds kort heb ik een account op de website van Chatgtp en ik dacht laat ik het commentaar op de parasjat Sjelach maar eens door Artificial Intelligence schrijven en zo gaf ik de volgende opdracht aan Chatgtp: Schrijf in 600 woorden in het Nederlands een commentaar op de parasha Shelach van de Tora.  En zie hierboven de tekst die in nog geen minuut op het scherm verscheen. In (bijna) vlekkeloos Nederlands verschijnt er een acceptabel verhaal.  Verbazend wat Artificial Intelligence middels deze Chatgtp website kan. Nou ja, wat de mens kan via zijn slimme techniek. Geraffineerde algoritmen hebben een gigantische door mensenhand ingevoerde database van bijbelcpmmentaren nagespeurd, een bepaalde essentie geëxtraheerd en er met behulp van andere algoritmen begrijpelijke taal van gemaakt. Net echt. Het heeft wel enorm veel elektrische stroom gekost en mijn ecologische voetafdruk is er niet beter op geworden.

Zal ik voortaan maar iedere week veel tijd besparen en het commentaar door Chatgtp laten schrijven? Als ik het stukje hierboven nog eens doorlees valt me op dat het wel een erg hapklare brok is met een brave correcte morele les. De diepte van het rabbijns discours ontbreekt geheel. De sfeer van worsteling van de schrijver met de vaal ambivalente en multi-interpretabele Tora tekst is afwezig. De geur van een persoonlijkheid die iets met de tekst heeft ontbreekt.

Misschien moet ik toch maar hoogstpersoonlijk met eigen research mijn stukjes blijven schrijven. Om u toch te bedienen met mijn eigen commentaar op de parasja Sjelach lecha verwijs ik u naar mijn commentaren die te vinden zijn op de website van ParDeS  en op mijn website:
 
https://stichtingpardes.nl/torah/parasja-sjelach-lecha/ 

https://stichtingpardes.nl/torah/sjelach-lecha/

http://www.robcassuto.com/parasjot2.html#shelach 

http://www.robcassuto.com/parasjot2.html#shelach2 

http://www.robcassuto.com/parasjot2.html#shelach3 )

Sjabbar sjalom, RC juni 2023

Naso

Bamidbar/Numeri 4:21–7:89 

Een bonte reeks bepalingen

De parasja Naso 1 vervolgt de uitgebreide beschrijving van de taken van de drie huizen van de Levieten bij het vervoer van de tabernakel. De vorige parasja Bamidbar besloot met de taak van de levitische groep van Kehatieten te beschrijven. Zij moesten met grote omzichtigheid het allerheiligste van de tabernakel inpakken en vervoeren. De parasja Naso gaat verder met de taak van de Gersjonieten. Zij moesten de dekkleden, tapijten, tentdoeken en touwen transporteren. De Merarieten tenslotte waren verantwoordelijk voor het dragen van de planken van de tabernakel, de dwarsbalken, de palen en voetstukken, en de palen van de omheining, met de pinnen en de touwen en wat er verder bij hoort. 8580 levitische mannen tussen de twintig en de vijftig jaar waren bij het transport betrokken, met ieder een eigen taak, dit alles onder scherp toezicht van Mosjee, Aharon en zijn zonen Elazar en Itamar.

De parasja vervolgt met een aantal bepalingen, die er wat willekeurig tussendoor lijken gemixt. Ze hebben allen wel iets te maken met reinheid of zuivering. Zo wordt verordend (5:1 ev) om lepralijders of wie onrein vocht verliest en iedereen die onrein  is door contact met een lijk het kamp uit te sturen, kennelijk omdat hun aanwezigheid in het kamp niet verenigbaar is met de heiligheid van de goddelijke inwoning. Wie een rabbijnse discussie hierover wil raadplegen verdiepe zich in het Talmoed traktaat Pesachiem 67a.

Dan volgt een bepaling (5:5 ev), die door de commentatoren wordt uitgelegd als betreffende vergoeding van schade veroorzaakt door iemand die een ander van geld of goed heeft beroofd; als hij zijn misstap bekent moet hij die mondeling belijden en het geld of de waarde van het goed plus 1/5 ervan terugbetalen. Het valt op, dat hier mannen en vrouwen gelijkelijk worden genoemd.

De van overspel verdachte vrouw

De volgende bepalingen hebben ook betrekking op zowel man als vrouw, maar zij dienen om aan een jaloerse of achterdochtige echtgenoot tegemoet te komen. Het betreft het ons tegenwoordig barbaars aandoende ritueel ingeval een man zijn vrouw van overspel op een verborgen plek verdenkt en zij ontkent. Of dat terecht is of onterecht moet worden uitgemaakt bij de priester in een soort ‘waterproef’ gecombineerd met een ‘jaloezie-(mincha)offer’ van gerstemeel, hetgeen benadrukt dat het een godsoordeel betreft. Het water met stof van de tempelvloer gemengd – het bitter water – wordt door de priester in de verdachte vrouw ingebracht en gaat gepaard met een sacrale formule. Zwelt de buik van de vrouw dan na een tijdje niet op en vallen haar heupen niet in – dwz wordt ze niet ziek en onvruchtbaar – dan is ze kennelijk onschuldig aan het overspel. We moeten wel bedenken, dat de praktische uitvoering hiervan niet vaak zal hebben plaatsgevonden onder invloed van de condities die aan het ritueel werden gesteld. De Rabbijnen bepaalden, dat de vrouw eerst gewaarschuwd had moeten zijn door de man, die al door haar buitensporig gedrag was gealarmeerd. Bovendien moest die waarschuwing door twee getuigen bevestigd zijn. Was werkelijk overspel daarna (bij uitzondering) door één getuige ondanks de verborgenheid geconstateerd dan was ontbinding van het huwelijk al mogelijk en was geen waterproef vereist. Bleef er echter twijfel, dan kon de waterproef plaatsvinden, echter alleen als beide partijen ermee instemden. Dan moest het proces plaatsvinden voor de hoogste rechter, in Jeruzalem dus. Uit Bamidbar 5:31 valt af te leiden, dat de man alleen de waterproef mocht eisen, als hij zelf van onbesproken gedrag was en niet van zijn kant seksueel over de schreef was gegaan  2 . In het Talmoed traktaat Sota bespreken de rabbijnen alle ins en outs van de van overspel verdachte vrouw (de sota) en komen dan aan het eind van het tractaat tot de door hen betreurde constatering, dat er zoveel overspelplegers waren, dat de waterproof is afgeschaft 3

Scheiding

Overigens kon de man al zonder waterproef bij buitensporig of verdacht gedrag van zijn vrouw het huwelijk ontbinden. Bij geconstateerd overspel van de vrouw was het zelfs verplicht. De zeer losse mogelijkheid voor echtscheiding, die de Tora (Devariem 24:1 3 en de Talmoedgeleerden 4 met name aan de man bieden zijn in de volgende eeuwen ingeperkt door exacte regels omtrent de scheidbrief (get) en verfijnende omschrijving van echtscheidingsgronden en ook kwam er een formulering van de mogelijkheden die ook de vrouw heeft om scheiding aan te vragen en de verplichting van de man die in een aantal gevallen ook toe te staan. Niettemin klinken in de orthodoxe regels omtrent de scheiding nog duidelijk de patriarchale grondtoon van de Tora door.
In de orthodoxe wereld, met name in Israël, betalen vooral de agoenot (‘geketenden’) een hoge prijs; wanneer de man onwillig is een scheidingsbrief te geven blijven de vrouwen geketend aan het huwelijk en kunnen niet hertrouwen. In de diaspora is het Joodse religieuze huwelijk – tenminste in reform kringen – vaak de bekroning van het burgerlijk huwelijk, soms pas jaren later. Daar hebben de regels van het burgerlijk familierecht prioriteit.

Overige bepalingen; de nazir en de priesterzegen

We hebben in ons commentaar het accent laten vallen op het begin van de parasja. Maar er staat nog veel meer in. Paragraaf 6 beval de voorschriften over de nazireeër ( nazir ). De nazireeër doet de gelofte geen alcohol of welk druivenproduct ook tot zich te nemen; ook zal hij zijn hoofdhaar niet afscheren en niet in de nabijheid van een dode komen. Ze wijden zich (hun leven of een deel ervan) aan God. Uitgebreider ben ik hierop elders ingegaan. 5 .


Opeens treffen we dan de schone woorden van de priesterzegen aan (6:22 ev): “De Eeuwige zei tegen  Mosjee: ‘Zeg tegen  Aharon  en zijn zonen dat zij de Israëlieten met deze woorden moeten zegenen “Moge de Eeuwige u  zegenen  en u beschermen, moge de Eeuwige het licht van zijn gelaat over u doen schijnen en u  genadig  zijn, moge de Eeuwige u zijn gelaat toewenden en u  vrede  geven” . Ook hierover elders meer 6 .
Tenslotte volgen vele lange bladzijde met de opsomming van de offers van de leiders bij de inwijding van de tabernakel, het is een bonte stoet van offerdieren en blinkende zilveren en gouden voorwerpen die iedere stam aanbiedt. Het vertrek van de Sinaj is nabij. In de parasja Behaälotecha zal de wolk van de Eeuwige zich verheffen van de tabernakel en zullen de zilveren trompetten schallen als signaal voor het vertrek. 

Noten

1. Meer commentaren op de parasja Naso zzie mijn boek  REIZEN DOOR DE TORA  , deel 2 Leviticus, Numeri en Deuteronomium.

2,  Zie het commentaar op deze passages 5:13 ev van Samson Raphael Hirsch: The Pentateuch, Vol IV, Numbers, Judaica Press, 1973. P. 61 ev

3.  Talmoed Sota 48

4.  Dev. 24 : 1: Het volgende kan zich voordoen: Iemand heeft een vrouw getrouwd, maar om een of andere reden is hij ontevreden over haar. Hij schrijft een    scheidingsbrief, die hij bij haar vertrek aan haar meegeeft.

5,  Misjna Gittin 9:!0 Bet Shammai says: a man should not divorce his wife unless he has found her guilty of some unseemly conduct, as it says, “Because he has found some unseemly thing in her.” Bet Hillel says [that he may divorce her] even if she has merely burnt his dish, since it says, “Because he has found some unseemly thing in her.” Rabbi Akiva says, [he may divorce her] even if he finds another woman more beautiful than she is, as it says, “it cometh to pass, if she find no favour in his eyes. Jezus was ronduit de strengste leraar, scheiden was uitgesloten, want (Matteus 19:6, met een beroep op Genesis 2:24): Dus, wat God samengevoegd heeft, laat de mens dat niet scheiden.

6.  Op mijn website http://www.robcassuto.com/parasjot2.html#naso

7.  In mijn boek Reizen door de Tora, deel 2, p. 100 ev

Chag sjavoeot sameach!

RC herzien mei 3023

 Olemesjolem

Ipv parasja vd week Emor:

We hebben een periode van herdenken achter de rug, Jom haSjoa, Jom haZikaron, vandaag, dat ik dit schrijf is het 4 mei. We kijken terug op de Tweede Wereldoorlog, op de verschrikkingen, die alleen de ouderen onder ons nog aan den lijve hebben ervaren, op de systematische moord op aanvankelijk nietsvermoedende onschuldige Nederlandse burgers van Joodse signatuur. Sta mij toe om in deze week van herdenken iets van een persoonlijk herdenken met u te delen.

Ten tijde van de bevrijding in mei 1945 zaten mijn moeder en ik – toen vier jaar oud – nog in een Japans interneringkamp op Java en lag mijn vader ziek in een barak aan de Burma-spoorweg. Communicatie met Europa was afwezig. Mijn ouders hadden geen flauw idee van de catastrofe rond de Joden in Nederland.
Mijn vader kwam na de capitulatie van Japan terecht in een herstellingsoord in toenmalig Brits-Indie. Hij wist niets van de lotgevallen van onze familie in Nederland. Pas in november 1945 bereikte een eerste levensteken mijn vader in de vorm van een brief die de hele wereld was rondgezworven; zijn ouders – mijn grootouders – en zijn twee broers hadden na een levensgevaarlijke onderduik de oorlog overleefd.. In volgende brieven wordt voorzichtig iets onthuld van de dood van andere familieleden in Nederland. Mijn vader schrijft:aan zijn ouders in maart 1946: ‘Deze week ontvingen we jullie brief van 19 Januari met het ontstellende nieuws van Hetty’s dood. Het heeft ons zeer zwaar getroffen en werd ik me weer eens duidelijk bewust hoe dierbaar jullie me bent, want het leed dat één van jullie treft, treft mij meer dan je kunt denken.”

Hetty was de dochter van een broer van de moeder van mijn vader, een pittig en muzikaal meisje. Ze was verloofd met zijn mijn vaders broer, maar ze was ook mijn vaders lievelingsnicht. Ze was ondergedoken, eerst samen met haar verloofde, later apart en toen verraden. Naspeuringen veel later leerden dat ze vermoedelijk is vermoord in het dwangarbeiderskamp Dorohucza in 1943, nog net geen 21 jaar oud. Ook haar moeder Esther (tante Es) en haar broertje Max David (Deetje) kwamen in dat jaar om in Sobibor. Vader Jacob Winkel (oom Jaap) was in 1941 aan een ‘gewone’ hartaanval overleden.

Na een lange omweg uit Java werden mijn moeder en ik begin januari 1946 als een klein wonder met hem herenigd in Calcutta. Na veel administratieve rompslomp in mei 1946 werden wij herenigd met de familie in Nederland, precies op 5 mei 1946, de allereerste Bevrijdingsdag. Natuurlijk was er grote blijdschap; mijn hele kerngezin van grootouders, en ouders en ooms (broers van van mijn vader) was nog compleet, iets wat maar erg weinig Joodse kinderen konden zeggen. Maar er waren er natuurlijk grote verliezen geleden buiten de kernfamilie. Ik heb in de jaren na de oorlog en eigenlijk later ook nooit bewust de namen horen noemen van de omgekomen familieleden. Over hen werd voornamelijk gezwegen.

Tegenwoordig vinden we het essentieel om de namen van de nooit meer teruggekomenen niet te vergeten en juist wel te noemen. Zojuist heb ik op de gedenkplaats nabij de synagoge de bijna vijfhonderd namen horen noemen van de uit de Nijmeegse samenleving weggeplukte en naar de dood gevoerde Joden, hele gezinnen, van A tot Z
Daarom noem ik hierbij in dit stuk de vergeten namen van de vermoorde familieleden uit de generatie van mijn beide grootvaders: drie zusters van mijn grootvader aan vaderskant Ies Cassuto, t.w. Rachel Tas-Cassuto, Anna Waas-Cassuto en Simcha Danser-Cassuto; drie broers van mijn grootvader aan moederskant Albert van Zuiden: Samuel Heiman van Zuiden en zijn vrouw Bettij van Zuiden-Nathan, Abraham (Bram) van Zuiden en zijn vrouw Penina Duque, Bernard van Zuiden en zijn vrouw Sientje van Zuiden-Snijders; de zuster van Albert, Elisabet (Lize) van Zuiden; de zuster van Albert van Zuidens vrouw Betsy van Zuiden-van Praag – mijn oma – : Marie Kamerling-van Praag en haar man Isedoor Kamerling.

Op 4 mei heb ik stil gestaan bij het onvoorstelbare afgrijzen, dat zij moeten hebben gevoeld, toen hun moorddadig lot hen in het gezicht keek, zoals dat ook gebeurde met de ruim honderdduizend mede-Joden en de Sinti en de Roma en nog zovele anderen.
Wat ik me uit mijn kindertijd wel kan herinneren is dat mijn oma van moederskant vaak iets mompelde als ‘olemesjolem’. In mijn kinderoren klonk het als een soort toverspreuk, zoiets als ‘simsalabim’. Maar het was natuurlijk Jiddisj voor ‘alam ha-sjaloom’, ‘zij mogen rusten in vrede’ en dat zeg ik haar nu na: alam ha-sjaloom

Na bijna tachtig jaar omgeeft in West-Europa de vrede ons nog steeds. De ijskou van de oorlog is voor de meeste niet eens meer dan een herinnering. Zo vanzelfsprekend als tot voor kort is de vrede niet meer sinds aan de grenzen een grimmige oorlog woedt. Laten we de vrede blijven verdedigen tegen overmoedige en narcistische aanjagers die geïnspireerd door een steeds weer opduikend en zich hernieuwend nationalisme en fascisme het kostbare goed van de vrede geringschatten en moeiteloos in overboord gooien.

RC 4 mei 2023

Acharee mot- Kedosjiem    

Leviticus/Wajikra 19:1–20:27

Het misleiden van de blinden

Deze week zijn de parasjot Acharee Mor en Kedosjiem 1 samen aan de orde. We focussen op de parasja Kedosjiem. Die begint met een oproep (19:1,2): ‘De Eeuwige zei tegen Mosjee: Zeg tegen de gemeenschap van Israël: “Weest heilig, want ik, de Eeuwige, jullie God, ben heilig”’ .Wat is heilig? 

Wat is heilig?

Het Hebreeuwse woord voor heilig, kadosj (oorspr. ‘apart gezet’) heeft diepe roots in oude tijden, waarin het erop aankwam om de godheid gunstig te stemmen in het belang van voorspoed in de economie, in de oorlog en ter voorkoming van rampen; daartoe was het noodzakelijk, dat de offers volmaakt waren, smetteloos, vlekkeloos en zonder gebreken en ook de professionele offerbrengers, de priesters, mochten geen lichamelijke en morele gebreken hebben, dit alles om aldus geschikt te zijn om in de sfeer van volmaaktheid te treden van de godheid. Want God is als het volmaakte volstrekt ‘apart gezet’ van het wereldse, banale, gebrekkige, materiële, profane. Heel veel rituele voorschriften in het boek Wajikra/Leviticus ademen nog deze strekking. Ze zijn voor zover ze de tempeldienst betreffen in onbruik geraakt.
In de voorschriften van hoofdstuk 19 wordt de opdracht heilig te zijn uitgebreid naar het hele volk ( kol edat benee Jisrael ), naar ons allen. De vereiste volmaaktheid, die voor de priesters wordt vereist, geldt tot op grote hoogte ook op het sociale vlak, op hoe wij volksgenoten – mensen – met elkaar omgaan, zie de voorschriften op moreel gebied, die culmineren in het gebod de naaste lief te hebben als jezelf.
Wij richten ons ditmaal op een van die voorschriften in 19:14, waarin geboden wordt: ‘(…) vóór een blinde mag u geen struikelblok neerleggen, maar u moet uw God vrezen. Ik ben de Eeuwige’ 2.

Een struikelblok voor een blinde leggen

Gaat het letterlijk om iemand, die welbewust een struikelblok neerlegt voor een blinde met de bedoeling dat laatstgenoemde erover struikelt? Belangrijker dan de concrete actie die in dit verbod beschreven wordt is dat hieruit een veel breder concept uit wordt geconcipieerd. Vaak behandelt de Tora een bepaald concreet geval, dat dan aanleiding geeft tot extrapolatie naar een meer algemeen principe. De uitleg van deze bepaling vat dan ook de blinde op als blinde in een bepaalde zaak of situatie, als ‘een onwetende’. De middeleeuwse geleerde Rasji tekent aan: ‘Geef iemand die “blind” is in een bepaalde zaak geen onjuist advies’. De midrasj in Sifra geeft een aantal voorbeelden 3 .
Als iemand vraagt of je dochter geschikt is voor het huwelijk met een priester (wat natuurlijk een mooi arrangement zou zijn), zeg dan niet dat ze geschikt ( kasjer ) is, als ze dat niet is. Als iemand advies vraagt over wanneer het een goed moment is om af te reizen, zeg dan niet ‘vroeg in de ochtend’ als je weet dat er tegen die tijd rovers hem zullen overvallen. Zeg ook niet ‘in de middag’ als je weet dat de hitte dan fataal kan zijn. Zeg ook niet (tegen een zakelijk onwetende) ‘verkoop je veld en koop een ezel om dan zelf het veld te kopen en later dan zeggen, dat je toch een goed advies gaf.
De midrasj voegt nog toe: ‘want deze dingen zijn ingegeven aan het hart (masoer lalev) zoals geschreven staat “u moet uw God vrezen. Ik ben de Eeuwige”. Het betreft dus geen gebod, waar enige sanctie op staat, de uitspraak doet een beroep op het hart, zeg maar gerust: op het geweten. Vaak komt de ‘vreze Gods’ neer op een aansporing om je te openen voor een diep innerlijk weten wat goed, medemenselijk en fatsoenlijk is.
Het onderliggend euvel dat zichtbaar wordt onder deze voorbeelden uit de midrasj is het misbruik maken van de onwetendheid van iemand anders of profiteren van iets dat jij wel weet, maar de ander niet, hetzij om er voordeel uit te halen, hetzij om de ander schade te berokkenen.

Een interessante uitwerking geeft Maimonides 4 (geparafraseerd); zoals het verboden is om aan een niet-Jood oorlogstuig en gevaarlijke wapens te verkopen (wel schilden ter verdediging), zo geldt dat ook voor het verkopen van zulk tuig aan een Jood, die rover is en natuurlijk heel goed weet, wat hij doet, maar toch volgens de middeleeuwse meester aangemerkt mag worden als verblind voor het zien van de rechte weg, morele verblinding

Bankiers, investeringsmaatschappijen en wapenfabrikanten kunnen zich in deze gedachtegang niet beroepen op hun al dan niet voorgewende onwetendheid omtrent de perverse doelen waarvoor hun leningen of hun wapens worden aangewend.  Ze maken criminele activiteiten mogelijk en zijn medeplichtig door het helpen van moreel verblinde daders bij het voortgaan op hun schadelijke of soms zelfs catastrofale pad. En dan heb ik het nog niet over hoe banken met gecompliceerde en riskante financiële producten onwetende klanten tot onverantwoordelijke aankopen verleiden.

 De wijze en veeleisende ethiek van de Mussar voegt nog een aspect toe: zorg ervoor dat als het je materieel goed gaat andere mensen niet jaloers op je worden doordat jij en je familie pronkt met dure kleren of uitbundige maaltijden en laat anderen delen in je welvaart, ook dan leg je geen struikelblok voor blinden 5 . Dat kunnen de (super)rijken van deze wereld zich aantrekken

noten

1. Voor meern commentaren op Acharee mot en kedosjiem zie mijn boek  REIZEN DOOR DE TORA  , deel 2 Leviticus, Numeri en Deuteronomium, en op mijn  website 

2.  Met dank aan het commentaar van Nechama Leibowitz op Kedosjiem, Studies in Wayikra , p. 173 ev

3.  Sifra kedosjiem 2:13

4.  Geciteerd uit Nechama Leibowitz, op cit

5.  Uit het 15 e eeuwse Orchot Tzaddikiem 14

Tazria-Metsora  

Wajikra/Leviticus 12-14 en14-16)  

Een mogelijk fatale ziekte

De parajsa Tazria (‘zij die zwanger wordt’) handelt over de reinigingshandelingen die de vrouw na de geboorte van haar kind moet verrichten; het hoofdstuk gaat  verder grotendeels over de huidziekte ‘tsara’at’ en de bijbehorende reinigingshandelingen. In de volgende parsje Metsora volgen vergelijkbare procedures voor de aantasting van muren, gebouwen en kleden met t tsaraät 1 .

Lasjon hara

Hoe men met de moderne wetenschappelijke kennis van nu hierover moge denken, men kan de Israëlieten van toen een intuïtie voor het belang van hygiëne voor gezondheid en welzijn niet ontzeggen, De meeste de Oude Wijzen tsaraät niet zozeer als een medisch-hygienisch verschijnsel als wel als een fenomeen, om te waarschuwen voor afdwaling van het rechte pad van juiste communicatie. Wat spiritueler gezegd: als een uiting van een ‘innerlijke spirituele verstoring in de relatie tussen de lijder aan tsaraät en zijn Schepper’ 2 . Met name wordt dan gedoeld op Lasjon Hara , letterlijk ‘kwade tong, kwade taal’. Hieronder verstaat men zowel laster en kwaadspreken maar ook uitingen die geen bewuste aperte leugens zijn, maar die wel schade aan anderen kunnen toebrengen, bijv. roddel, geruchten, e.d. 3 .We moeten tsaraät dan niet meer letterlijk opvatten als een lichamelijke ziekte, verschimmeling van kleden of ondermijning van muren, maar als een aandoening van het innerlijk (de ziel) of een ondermijning van de samenleving.

Een gevaarlijke aantasting

Maimonides 4 signaleert de volgorde van het verval ten gevolge van lasjon hara: eerst begint de ziekte in de muren van het huis en als de getroffene niet tot inkeer komt gaat de plaag over naar zijn bed en huisraad en heeft ook dat geen effect, dan worden zijn kleren aangetast en tenslotte wordt zijn lichaam met ‘huidvraat’ getroffen. Maar je kan het ook omgekeerd zien. De ziekte begint bij het individu, dat kwaadspreekt of leugens verspreidt; als deze niet omkeert, besmet hij anderen en tenslotte de hele stad en zijn alle huizen met verval bedreigd.
Laster, kwaadspraak en de nooit stoppende stroom van geruchten en roddel.  zijn van alle tijden, maar hebben met de uitvinding van de drukpers een enore versterking gekregen. Met het internet is dit nog exponentieel toegenomen. Momenteel kan (en mag tot op grote hoogte) iedereen via sociale media laster, kwaadspraak, verzinsels over de hele wereld uitstrooien. Individuen en instituten in dienst van duistere belangen sturen strategisch steeds meer verzinsels de wereld in pm de (vermeende) vijand te dwarsbomen. Alternatieve feiten, nep nieuws en complottheorieën dreigen epidemische vormen aan te nemen. Deze fenomenen betekenen een sluipende en uiteindelijk fatale ondermijning van de geloofwaardigheid van de politiek en de maatschappelijke informatievoorziening. Wie kan je nog vertrouwen?
Tegen het slot van de parasja Metsora wordt verordend, dat het huis, waar de plaag van huidvraat niet verholpen kan worden – ‘dan is het een kwaadaardige melaatsheid in het huis; het is onrein’ (14:44) – moet worden afgebroken en buiten de stad worden gebracht. Dan heeft – in de sfeer van de metafoor – de waarheid het veld geruimd en heeft leugen en misleiding de fundamenten en de muren fataal aangetast.
Geinspireerd door dit beeld zie ik, dat heel geleidelijk de tsaraät-plaag van desinformatie, misleiding en gefakete verhalen zonder dat we het merken – of willen weten – erop uit is zich in de kelders en muren van onze geest aan het nestelen is en bezig is onze ziel aan te tasten. We moeten oppassen dat onze samenleving niet een huis wordt, dat door teloorgang van integriteit en feitelijke waarheid.moet worden afgebroken.
Goed om dit te bedenken in deze periode waarin  de slachtoffers worden herdacht van de Tweede Wereldoorlog die mede ontstond onder invloed van de valse en perverse narratieven die over de Joden bestonden en die door de Nazi’s aangeblazen werden en over over het Duitse en Oostenrijkse volk werden uitgestrooid en daar beklijfden. De na de oorlog herwonnen democratische vrijheid in de Westerse wereld en in Israël staat momenteel meer op het spel dan we decennialang hebben gedacht.

Noten

1. Voor meern commentaren op Tazria en Metsorai zie mijn boek  REIZEN DOOR DE TORA  , deel 2 Leviticus, Numeri en Deuteronomium, en op mijn  website 

2.  Aldus het commentaar van Nechama Leibowitz op de parasja Tazria, Studies in Vayikra/Leviticus, WZO, p. 115 ev

3.  Dit is als leerstuk van Sjmirat Halasjon tot in de meest subtiele details uitgewerkt door Rabbi Israel Meir HaCohen Kagan, de bijgenaamd Chafetz Chaim (eind 19 e eeuw),

4.  Moses Maimonides, The Guide of The Perplexed , p. 370

Bewerkt RC april 2023

Sjemini  / Pesach 5783

Wajikra/Leviticus 9:1 – 12:1 

Chameets

De parasja Sjemini valt in fr week van Pesach1 . Op erev Pesach, de vooravond van Pesach, wordt de eerste seider maaltijd gehouden. VDe dag daarvoor wordt het huis schoongemaakt, het speciale dervies uit de kast gehaald en wordt alle chameets, alles waar gist in zit, uit huis verwijderd. Immers het is verboden gedurende de Peasch week chameets in huis te hebben om daarmee in herinnering te houden hoe de Israëlieten bij hun overhaast vertrek uit Egypte geen tijd hadden om het brood te laten rijzen, slechts platte omgerezen broden, matzes, konden ze meenemen. Overal ter wereld, in Israël en de diaspora, gaan wij Joden op de avond voor de dag van de seidermaaltijd op zoek naar fr laatste restanten van chameets, Al dan niet met een kaars in de hand speuren we naar de broodkorrels, die ook na de grondige Pesach schoonmaak mogelijk nog zijn achtergebleven.

Innerlijke zoektocht

Deze zoektocht is niet alleen de afsluiting van een lenteschoonmaak, het is ook een zoektocht met een symbolische strekking, Het is een allegorie voor het opsporen innerlijke chameets. Gist dient ervoor deeg te laten rijzen. Hij blaast lucht in de dingen, zodat ze opgeblazen worden. Het is comuunis opinio rabbinorum dat chameets staat voor arrogantie. Om toch wat te vinden leggen we een paar korrels chameets expres ergens op een afgelegen plekje neer. Want de meest brave burger ontdekt  bij introspectie altijd wel een spoortje arrogantie.

Arrogantie

Voor de talmoedrabbijnen was arrogantie een ‘doodzonde’ 2 . Ze meenden dat God een reeks niet misse represailles in petto had voor wie arrogantie in zich had. Voor wie gelooft dat God een essentie is aan wie allerlei attributen zijn te onderscheiden, die navolging verdienen, zoals goedheid en rechtvaardigheid, is Zijn aanwezigheid juist bij de nederigen en berouwvollen een voorbeeld om te imiteren. Niet voor biets heeft de Almachtige zijn aanwezigheid niet kenbaar gemaakt op een imposante hoge berg maar op  de lage Sinaj, die Hij daarna niet verhief tot een indrukwekkend gebergte. Hij toonde zich aan Mosjee niet in een prachtige hoge ceder, maar in een laag struikgewas, dat Hij daarna niet maakte tot een schitterend geboomte.

Het tegendeel van arrogantie

Als tegendeel van arrogantie wordt meestal nederigheid en bescheidenheid gezien. Maar ik vind eerder openheid en inclusiviteit tegenober arrogantie staan. Arrogant is wij de waarheid in pacht denkt te hebben, die erop uit is om wie zijn mening of opvattingen niet onderschrijft buiten te sluiten of zelfs te vervolgen. Arrogant is wie niet durft te twijfelen en niet open wil staan voor dialoog.
Arrogant is wie niet ziet dat de samenleving een rijkgeschakeerde pluraliteit is en die daar niet mee kan leven.

Laten al die (ultra)orthodoxen die die menen dat zij alleen de waarheid van de Tora in pacht hebben en niet openstaan voor een vernieuwende interpretatie; die vinden dat alleen zij goede joden zijn en niet kunnen velen dat er meerdere manieren zijn om Joods te zijn; laten zij wanneer zij met hun kaarsje alle hoeken van hun huis doorzoeken op chameets dit eens bedenken.

Noten

1. Voor mijn commentaren op Sjemini zie mijn boek  REIZEN DOOR DE TORA  , deel 2 Leviticus, Numeri en Deuteronomium, en op mijn  website 

2. Zie de rabbijnse discussie op Talmoed Sota 5a

Chag Pesach sameach   RC 4 april 3023

 Tsav     

Wajikra / Leviticus 6: 1-8:36

Offers

De parasja Tsav (Draag op …) 1 bevat regels over het offeren, – deels een herhaling van de vorige parasja Wajikra –  en beschrijft hoe Mosjee zijn broeder Aharon en diens zonen tot priester wijdt.
De tempel bestaat sinds de verwoesting door de Romeinen in 70 CE niet meer en dieren, meelproducten en wierook worden al 2000 jaar niet meer als offer gebracht.  We kunnen ons niet meer voorstellen dat wij nader tot de godjeid komen door op rituele wijze levende schepselen om het leven te brengen.

Allegorische uitleg van offers


Wel kunnen wij uit de beschrijving van de offerdienst allegorisch nog inzichten uitdiepen. In het Toracommentaar van Harvey Fields op deze parasja worden een paar van die inzichten genoemd. Zo noemt hij Wajikra/Leviticus 6:5: het vuur op het altaar moet altijd brandende worden gehouden, het mag niet uitgaan. Zo moet onze toewijding, onze aandacht actief blijven en gericht op – zo zegt de Lubavitcher Rebbe Menachem Schneerson – Tora leren, gebed en tsedaka; ik zou verruimend willen toevoegen: gericht op a, op ontvouwing van het beste in ons op elk moment.

Herstel van verbinding

Het comcept ‘offer’ zelf is niet verouderd, zoals ik in het commentaar op de vorige parasja Wajikra al heb gezegd. Het begrip offer dan ruim opgevat als  het afstaan en aanbieden van iets dierbaars of kostbaars aan materie of tijd voor een doel dat boven ons eigen belang uitgaat. Dat hoger doel kan zijn:  het herstel van de teloor gaande verbinding tussen ons mensen en de kosmos, waarin wij als een minuscuul deeltje zijn ingebed, of anders uitgedrukt: herstel naar een meer harmonische relatie tussen ons mensen en onze  natuurlijke habibtat waaruit wij zijn losgeraakt. Voor wie  in theologische termen denkt gaat het om de verbinding te herstellen tussen ons en de Schepper. Aldus uitgedrukt kunnen we de les van deze parasja uittillen boven de offerplicht van het oude Israël en de uitleg zich laten uitstrekken tot buiten de antieke Joodse wereld en tot een meer universele actualiteit.

Een nieuw evenwicht

Dan hoeven we niet ver te zoeken om de behoefte aan eigentijdse offers te voelen. De  milieu-  en klimaatcrisis  in in niet geringe mate te danken aan de boomer generatie (de geborenen in de 20 a 25 jaar na dw Tweede Wereldoorlog) die steeds meer gevangen raakte in de productie-consumptie spiraal van dwangmatige groei, die weliswaar welvaart en materiele voorspoed bracht voor een groot deel van de wereld, maar die ook het milieu extreem heeft overbelast en die ons vervreemd heeft van de natuur. Laten we als persoon en als samenleving veel meer afzien van overmatige productie en consumptie van vaak massaal en te goedkoop geleverde goederen en diensten die misschien even een korte bevrediging geven en het gemak dienen, maar die niet per se bijdragen aan een durende levensvervulling en die vaak door uitbuiting van mensen en roofbouw op de natuur zijn verkregen. De huidige en komende generaties zullen de offers moeten brengen die de vorige generatie zich niet heeft getroost. We noemen dat tegenwoordig het onontkoombaar proces van transitie naar een nieuwe energiehuishouding en een meer holistische economie, die ons hopelijk voor een klimaatramp moet gaan behoeden. Vult u voor uzelf eens in welke offers u zou kunnen brengen om uw persoonlijk leven, uw onmiddellijke omgeving en daarmee een heel klein beetje de wereld in een nieuw en beter psychisch en materieel evenwicht te brengen, Een sta[je op weg naar verlossing van onszelf en de wereld. In het Jodendom noemen we dat het proces van tikoen olam, de reparatie van de wereld.
Sjabbat sjalom! 2

Noten

1. Verschillende andere commentaren op de parasja Tsav zijn te vinden in mijn boek  REIZEN DOOR DE TORA  , deel 2 Leviticus, Numeri en Deuteronomium, en op mijn  website 

2. De parasja Tsav luidt de sjabbat, de ‘sjabbat gadol’ in, de sjabbat van de week waarin Pesach valt. Pesach is misschien ontstaan uit het lentefeest van de herders, die de eerstgeboren lammetjes offerden, Vervolgens  is het een feest geworden van bevrijding, van uittocht uit de slavernij. Daarom is het samengaan met de parasja Tsav niet zonder zin. Het gaat om de voorwaarden te scheppen voor verzoening. We offeren tenslotte om een innerlijke en tussenmenselijke plek te maken, die onbezoedeld is, ruim en open, waardoor het grote Licht kan binnenvallen, waardoor onze verlossing en uiteindelijk die van de wereld naderbijko

RC 2023

Wajikra

Wajikra/Leviticus 1:1 – 5:26 

Hoe de Tora niet werd vergeten

Op deze sjabbat – de zg sjabbat rosj chodesj, 2 weken voor Pesach – begint het lezen van het derde boek van de Tora, het boek Wajikra (‘Hij riep’) ofwel met de latijnse naam: Leviticus. Wajikra is een logisch gevolg op Sjemot/Exodus. Het boek geeft, nu er  zoals in Sjemot beschreven een mooie tabernakel is gemaakt antwoord op de vraag: hoe moet een eredienst eruitzien, hoe houden we die zuiver en en last but not least hoe houden we de omgang met elkaar zuiver en goed. Het is een boek met vele rituele en reinheidsvoorschriften, die ook zonder tempel deels nog in de orthodoxie enige gelding hebben. Maar het bevat ook met morele voorschriften, die een universele doorwerking hebben gehad en ook na de Verlichting nog hebben  in een al dan niet religieus getint humanisme. Hoe dit boek en de hele Tora tot ons is gekomen en niet in vergetelheid is geraakt is mede te danken aan Ezra, die figureert in de haftara (lezing ui de Profeten,
Neviïem) voor deze sjabbat.  Laten we daar eens verder naar kijken

Ezra

Die haftara is uit het boek Ezra, Ezra 7:1-28, het gedeelte waarin de terugkeer van Ezra vanuit de ballingschap in Perzië naar Jeruzalem wordt beschreven, Ezra ha-sofeer, “de schrijver, bedreven  in de wet van de God van de hemel. Hij werd gedreven door de missie ‘om de wet van de Eeuwige te onderzoeken, om die te doen en om in Israël de verordeningen en bepalingen te onderwijzen”. Ezra doet ons beseffen, dat de Tora zoals wij die kennen, in zijn tijd uit de vergetelheid moest worden gereconstrueerd. Laten we eens een historische terugblik werpen op de eeuwen, die aan Ezra’s komst en werkzaamheid in Jeruzalem rond 450 BCA voorafgingen.

Een terugblik op woelige eeuwen

De koninkrijken Israël en Juda, ontstaan na de dood van Salomo, lagen op het kruispunt van de grote rijken Egypte, Assyrië en Babylonië. Dat gebied was het toneel van de ene oorlog na de andere, verwoesting, plundering en dood waren aan de orde van de dag. In 722 BCE viel Samaria (Sjomron)  na jaren belegering in handen van het Assyrische leger. De tien stammen van het koninkrijk Israël werden gedeporteerd naar verre oorden in Assyrië. Andere volken werden in het gebied geïmporteerd. Omstreeks 700 BCA tijdens het bewind van koning Hizkia onderwerpt de Assyrische koning Sanherib vrijwel heel het koninkrijk Juda. Hij verwoest de grote stad Lachis in Juda. We mogen niet onderschatten, hoe zwaar de ontberingen waren. De Assyrische koning Sanherib vermeldt trots in een inscriptie: ‘Ik verdreef 200150 mensen, jong en oud, mannen en vrouwen, paarden, muildieren, ezels, dromedarissen, runderen en ontelbare hoeveelheden kleinvee en beschouwde het als mijn buit’ 2 . De koning belegert Jeruzalem, dat wordt gespaard dankzij een epidemie die in zijn leger uitbrak. Tot 650 is het Assyrische rijk op zijn hoogtepunt en verovert zelfs Egypte. Egypte op zijn beurt maakt zich weer onafhankelijk en het koninkrijk Juda wordt nu tot Egyptische vazalstaat. De vrome Judese koning Josia sneuvelt in een grote veldslag tegen het opgekomen Babylonische rijk, dat eerst Juda schatplichtig maakt en na een opstand Jeruzalem verwoest (586 BCA), het land inlijft en een groot deel van de bevolking wegvoert in ballingschap naar ‘the rivers of Babylon’.

Pesach weer herinnerd

In die woelige eeuwen welden herinneringen op aan hoe vroeger in mythische tijden ook onderdrukking en ontbering de voorvaderen en -moederen hadden gekweld, maar ook aan hoe uitredding en bevrijding uit de toenmalige ellende onder leiding van Mozes en zijn God hadden plaatsgevonden. Die oude wonderlijke gebeurtenissen hadden sporen achtergelaten in het volksgeheugen. Geleidelijk werden – misschien vanaf de regering van koning Hizkia – herinneringen gevoegd tot het definitieve verslag van de wonderlijke uittocht, het verhaal van Pesach en het Sinaii-gebeurenï. een oerverhaal, dat betekenis kon geven aan ingrijpende actuele gebeurtenissen. Een narratief dat moed geeft en hoop. Het krachtige medium waarin de herinnering werd gekristalliseerd en waarmee het bevrijdingsverhaal van generatie op generatie overgebracht moest worden was bij uitstek het Pesachfeest. In de tijd tot koning Josia , die grondige hervormingen doorvoerde, was Pesach in onbruik geraakt. Koning Josia heeft het weer ingesteld. 2 Koningen 23: ‘Want zoals dit Pesach was er geen gehouden, vanaf de dagen van de richters, die aan Israël leidinggegeven hadden, en ook  niet  in al de dagen van de koningen van Israël of van de koningen van Juda’. In samenhang met die restauratie van Pesach is er tijdens de regering van Josia nog een opmerkelijke gebeurtenis gepasseerd. Bij de reparaties aan de tempel werd in 621 BCE ‘het wetboek’ gevonden (2 koningen 22). Men neemt aan, dat het gaat om het boek Devariem/Deuteronomium, of althans de kern ervan.

Reconstructie van de Tora

De Babylonische ballingschap moet de periode zijn geweest, dat in de context van diepe wereldlijke tegenslag  vele Joden zich eerst recht ernstig bezig gingen houden met hun geestelijk en religieus erfgoed. Ezra, een belangrijk man aan het Perzische hof, was een voorman van deze beweging. Met zijn onvermoeibare inspanning het volk weer aan zijn heilige geschriften te herinneren verwierf hij zich de reputatie van een tweede Mozes. Misschien heeft zijn collega, de Joodse gouverneur van Jeruzalem en omliggende gebieden Nechemja (of zijn redacteur), in zijn gelijknamig bijbelboek de figuur van Mozes wel voor ogen gehad toen hij Ezra’s finest hour – de openbare voorlezing van zijn gereconstrueerde Tora – beschreef (Nechemja 8:5): Ezra, de schriftgeleerde, stond op een houten verhoging, die ze voor deze gelegenheid hadden gemaakt, (…) 6 Ezra opende het boek voor de ogen van heel het volk, want hij  stond  hoger dan heel het volk. Toen hij het opende, ging heel het volk staan’. We zien bijna de Israëlieten weer staan aan de voet van de heilige berg Sinai. Een dag daarna werd het Loofhuttenfeest (Soekot) in ere hersteld. Ook dat feest was vergeten. (Nechemja 9:8): ‘De hele gemeente  van hen die uit de gevangenschap waren teruggekeerd, maakte loofhutten en woonde in  die  loofhutten, want zo hadden de Israëlieten niet  meer  gedaan vanaf de dagen van Jozua, de zoon van Nun, tot op deze dag’..

Rabbi Chiya houdt de Tora levend

Rond het jaar 200 herinnert de Talmoedleraar Resj Lakisj (in een discussie over de reinheid van matten, waarin hij de mening van Rabbi Chiya citeert) aan de verdiensten van Rabbi Chiya: ‘(…) toen sommige wetten van de Tora door het Joodse volk in Erets Jisrael vergeten waren, kwam Ezra uit Babylonië en herstelde de vergeten delen van de Tora, zoals (later) Hillel de Babylonier kwam en de vergeten delen herstelde. Toen delen van de Tora weer vergeten waren kwamen Rabbi Chiya en zijn zonen en herstelden de vergeten delen’ 3 .
Rabbi Chiya kwam uit Babylonië en vestigde zich tegen het jaar 200 in Erets Jisrael, waar hij een groot aandeel had in het levend houden van de Tora. De verwoesting van de tempel in 70 AD en de verwoesting van Jeruzalem in 135 AD had diepe sporen nagelaten. Men vertelt, dat Chiya het land rondreisde en in ieder dorp of stad, waar geen onderwijzers waren, aan vijf kinderen een van de vijf boeken van de Tora gaf en hen Tora leerde. Vervolgens leerde ieder kind weer Tora aan de andere kinderen 4 . Een effectieve methode lijkt me, waar we nog een voorbeeld aan kunnen nemen.

Zo werd de Tora steeds weer vergeten en na traumatische perioden weer opnieuw herinnerd

Noten

1. In vele andere commentaren heb ik over deze parasja en het boek Wajikra geschreven. Zie mijn boek Reizen door de Tora en op mijn website

2. De tekst wordt vermeld op de website van historicus Jona Lendering

3.  Talmoed Soeka 20a

4.  Talmoed Ketoebot 103b, waar de anekdote aldus wordt vermeld (vrij vertaald uit het Engels): R, Chanina zei tegen R. Chiya: waag jij het met mij te discussieren? Als God verhoede de Tora vergeten wordt, dan zou ik hem herstellen in gesprekken. R. Chiya antwoordde, (ook) ik zorg ervoor dat de Tora niet wordt vergeten in Israel. Ik zaai vlas en weef netten. Daarmee jaag ik op herten en met hun vlees voed ik de wezen en met hun huiden maak ik rollen; dan ga ik naar een stad waar geen onderwijzers zijn voor jonge kinderen en beschrijf de rollen met de vijf boeken van de Tora voor vijf kinderen en zes andere kinderen leer ik de zes ordes van de Misjna en dan instrueer ik ieder kind: ‘leer jouw afdeling aan je collega’s’. Dat deed Rabbi (Jehoeda ha Nassi, zijn leermeester RC) uitroepen: ‘groot zijn de daden van Chiya’.

herzien maart 2023

Wajakhel-Pekoedee

Sjemot/Exodus 35:1- 40:38

De misjkan als blauwdruk

De parasjot Wajakhel en Pekoedee  1 – in de meeste kalenderjaren tezamen gelezen – beschrijven hoe en met welke materialen de misjkan (tabernakel) wordt gebouwd en met welke materialen en op welke wijze de attributen daarin worden gemaakt, zoals de altaren, de ark, de menora, de tafel met de toonbroden, het wasbekken etc. In de parasjot Teroema en Ki tisa zijn al de uitgebreide instructies beschreven die Mosjee op de Sinaj had ontvangen, nu wordt in grotendeels gelijke bewoordingen in detail beschreven, dat ze ook zo worden uitgevoerd onder leiding van de prototypische kunstenaar en ambachtsman Betsalel.

Een artistieke krachttoer

Dat de uitgebreide beschrijvingen in Teroema en Ki tisa in de onderhavige parasjot weer in detail worden herhaald (alles bij elkaar wel een derde van Sjemot) berust volgens Umberto Cassuto op de narratieve gewoonte uit die periode in het Midden-Oosten om wanneer een voorbereiding uitgebreid is beschreven niet te volstaan met een ‘en zo gebeurde het’ 2 .Er gaat een literaire en bijna sacrale kracht uit van deze repetitieve opzet: wat door de Ene zo is gewild is ook precies zo uitgevoerd. De triomf van wat met deze geweldige inzet is bereikt wordt nog eens in een sterke en mooie stijl onderstreept. Wat begonnen is als een zwerftocht van een berooide massa van net vrijgelaten slaven vindt zijn bekroning in deze artistieke en ambachtelijke krachttoer.

De misjkan als blauwdruk

De misjkan bestond uit een grote omheinde ruimte, de voorhof, met achterin de tent der samenkomst (ohel moëed ), die weer bestond uit twee ruimten, de achterste ruimte was het heilige der heilige waar de ark stond en de voorruimte bevatte de menora, de tafel met de toonbroden en het gouden reukaltaar. In de voorhof stond het koperen hoofdaltaar.
In de sfeer van de kabbala wordt de misjkan ook opgevat als een soort spirituele blauwdruk van de kosmos en de mens .
In mijn versie is de indeling van de misjkan te zien als een schema van de staat van existentieel bewust zijn. De voorhof is dan de sfeer van ons dagelijks bewustzijn, met zijn beslommeringen van alle dag, van de grotere en kleinere interacties met de omgevende wereld, met zijn zorgen en zijn vreugden, zijn eindeloos gepieker en zijn creatieve invallen. In de voorruimte van de tent begint de inkeer, het diepere schouwen, het is de plaats van gebed en meditatie, waarbij de focus op het licht van de menora, de rijkdom van het brood en de geurige adem van het gouden reukaltaar kan helpen. Dan is de stap in de ruimte van het heilige der heilige soms gegund, het oord van een blij vermoeden, van alomvattende vergeving, van het verticaal reikend contact met de bron van het bestaan, welke naam je er ook wel of niet aan wil geven.

De voltooiing van de schepping en van de misjkan

In de midrasj wordt de creatie van de misjkan wel gesteld naast de schepping van de wereld, zoals beschreven in Beresjiet/Genesis 1-2:3.3
(
De gelijkenissen klinken soms geforceerd, – zo wordt de inzameling van het water in de zee in Beresjiet/Genesis 1:3 vergeleken met de vervaardiging van het wasbekken. Maar zeker frappant is de parallel van Sjemot/Exodus 39:43 met Beresjiet/Genesis 2:2-3. Sjemot 39:43 (vertaling Dasberg): ‘Mosjee overzag het gehele werk; ja, zij hadden het tot stand gebracht! Zoals de Eeuwige het Mosjee bevolen had, zo hadden ze het gedaan. Toen zegende Mosjee hen’. In gelijksoortige woorden wordt de voltooiing van de schrapping van het universum beschreven: Beresjiet/Genesis 2:2-3 (NBV) ‘Zo werden de hemel en de aarde in al hun rijkdom voltooid. Op de zevende dag had God zijn werk voltooid, op die dag rustte Hij van het werk dat hij gedaan had.  God zegende de zevende dag en verklaarde die ?heilig, want op die dag rustte Hij van heel zijn scheppingswerk’.
De zegen, die Mosjee uitsprak wordt uitgebreider beschreven in Bemidbar/Numeri 7:1: ‘Op de dag waarop M ozes de laatste hand legde aan het opbouwen van de tabernakel, zalfde hij die, met alle toebehoren, en ook het altaar en het altaargerei; zo heiligde hij alles’. 
Rasji ad locum verschaft ons de woorden, die de oude leider daarbij heeft gesproken; dat waren volgens deze bijbelcommentator de mooie woorden van psalm 90, pasoek 17 (HSV): ‘De lieflijkheid van de Eeuwige, onze God, zij over ons; bevestig het werk van onze handen over ons, ja, het werk van onze handen, bevestig dat.

Noten

1.  Meer over Wajakhel en Pekoedee zie mijn boek Reizen door de Tora deel 1 

2.  Cassuto, Umberto: A commentary on the book of Exodus, The Magness Press, Hebrew University, Jerusalem, 1998, p. 478

3. Bv Daat Zekenim op Exodus 38:25:1

Teroema 

Sjemot/Exodus 25 – 27:20

Heiligdommen

In deze parasja 1  krijgt Mosjee opdracht om aan het volk te zeggen, dat het gaven moet geven, allerlei kostbaarheden, ieder zoals zijn hart hem ingeeft. Van deze gaven zal een heiligdom gemaakt worden; verder wordt in deze parasja beschreven hoe de te vervaardigen heilige arke, ha-aron ha-kodesh , de rituele objecten en verder de tent der samenkomsten, de mieshkan , eruit moeten gaan zien. Dit alles volgens de modellen zoals aan Mosjee op de berg getoond.

Heeft De Ene een tabernakel of tempel nodig?
Het antwoord op de veelgestelde vraag of de God van Israël ,een heiligdom nodig heeft is: niet God heeft een heiligdom nodig maar de mensen, de bené Jisrael, hebben het nodig om middels een tabernakel, tempel en rituelen voortdurend herinnerd te worden aan Gods aanwezigheid. In vele toonaarden lichten oude en nieuwe wijzen dit toe.
Maimonides 2 omschrijft de tabernakel, de offers en de heilige attributen als concessie aan het volk, dat geestelijk (nog) onmachtig is de abstracte sprong te maken naar een zuiver besef van een enige God en het  geloof in de daaruit voortvloeiende voorschriften. Een omweg is nodig zoals de Ene ook letterlijk een omweg naar het beloofde land gebood te maken ten einde de nog ongeoefende massa mensen te sparen voor ontmoeting met te grote ontberingen en te machtige vijanden (Exodus/Shemot 8:17) Maimonides’ wat mystiekere evenknie Nachmanides was het overigens niet met hem eens. Diens rationele redenering noemt hij een degradatie van de Tora 3 ,  Nechama Leibowitz in haar ‘Studies in Shemot’).
Umberto Cassuto 4 signaleert in zijn commentaar op Exodus, dat de passages van deze parasja niet voor niets vlak na de passages over de sluiting van het verbond op Sinaj komen. Door een zichtbaar en schoon vormgegeven heiligdom, dat midden in het kampement komt te staan, wordt het volk steeds herinnerd aan deze openbaring en aan Zijn voortdurende nabijheid. En de gedetailleerde beschrijving van de Heilige Woning benadrukt deze strekking nog eens in schrift. Dat is ook het hoofddoel van deze beschrijvingen, aldus Cassuto.
Martin Buber 5 ziet het vanuit de intentie van Mosjee: als geïnspireerd leider van zijn volk heeft hij hier een oplossing gevonden voor het verlangen van het volk naar een zichtbare aanwezigheid van een God, die in principe niet zichtbaar is en hij heeft daarvoor oude al bestaande elementen uit andere religies samengevoegd tot een nieuw symbool: de ark.
Rabbijn Jonathan Sacks 6 ziet de plaatsing van al deze voorschriften om een zichtbaar heiligdom te maken vóór de afdwaling rond het gouden stierkalf als een heel overwogen beschrijving van het medicijn voordat de ziekte van afgodendienst toeslaat.

Heiligdommen

De neiging om materiële offers te brengen om daarmee heiligdommen te bouwen is misschien wel ingeboren in de mens. Al die bouwsels behoren tot het erfgoed van de mensheid, kerken, moskeeën, tempels in de sfeer van het hindoeïsme en boeddhisme, getuigen van devotie en besef van de heilige aspecten van het leven, ook de synagogen, al zijn die in principe ontstaan als niet-religieuze huizen van samenkomst om samen te bidden en te leren ( vandaar het woord ‘sjoel’ , school; ‘synagoge’ betekent eigenlijk ook ‘samenkomst’ in het Grieks, evenals het Hebreeuwse wwoord voor sjoel: beet knesset ). In het Jodendom werd de verering beperkt tot één God, tot oorspronkelijk één tempel (die strikt genomen volgens sommige leraren dus in laatste grond overbodig zou zijn) op één plaats, Jeruzalem.

Deze drang om herinnerd te worden aan wat groter en ontzagwekkender is dan wij kleine mensen en daarvoor een teken te stellen in de vorm van bv een gebouw kan seculiere vervorming krijgen, als die herinnering niet meer werkt en het goddelijke aspect is verbleekt of verdwenen uit grote delen va de samenleving. Dan proberen wij toch plaatsen van verering te scheppen, zoals musea, monumenten voor herdenking, iconische landschappen. En hoger dan synagogekoepels, kerktorens en minaretten rijzen de gouden kalveren, waarmee de mens zichzelf verheerlijkt , zijn macht en zijn geld, de hoofdkantoren van olieconcerns, communicatiegiganten, verzekeringskolossen en voedselwarenproducenten en niet in de laatste plaats de bankgebouwen, waar ieder besef van heiligheid en moraal is vertrokken en het naakte geld zijn perverse spel speelt.

Noten

1.  Meer over Teroema zie mijn boek Reizen door de Tora deel 1 ,

2.  Gids der Verdoolden/Moré Nevoechiem XXXIII: 32

3.
 Aldus het commentaar op deze parasja van  Nechama Leibowitz in haar ‘Studies in Shemot’

4  
Umberto Cassuto (1883–1951), A Commentary on the Book of Exodus , Jerusalem, 1997 (eerst verschenen in Hebreeuws in 1951), p. 319 ev

5  
Martin Buber, Mozes , Servire, 1970; oorspr.: Moses, 1965; meer dan een biografie ook een beknopt commentaar op de Tora (

6.
 http://www.rabbisacks.org/gratitude-labour-terumah-5775/

7. Niet verrassend is, dat de haftara 1 Konngen/Melachiem 8 is, waar Shlomo ha-melech (koning Salomo) de tempel in Jeruzalem inwijdt.

Misjpatiem

Sjemot / Exodus 21:1–24:18

Gaslighting  

De parasja Misjpatiem wordt wel ‘het boek van het verbond’ genoemd. Immers het grootste deel van de parasja bestaat uit allerlei belangrijke regels (hoofdstukken 21-23), die deels de Tien Woorden verder uitwerken. Dat mondt uit  in hoofdstuk 24, waarin de sluiting van het Verbond wordt bezegeld in een uitgebreid ritueel. Mosjee schrijft al het gesprokene op in een boek (sefer ha-briet) dat hij dan aan het volk voorleest.

Valse geruchten

Een fors aandeel van dat boek bestaat uit morele regels van allerlei aard. Vele daarvan hebben betrekking op, het tegengaan van het verdraaien van de ware toedracht van gebeurtenissen, zoals dat vaak het geval kan zijn onder invloed van eigen-  of partijbelang dan wel vanuit kwade opzet. Hier spreekt het besef hoe juiste en waarheidsgetrouwe communicatie en informatie van essentieel belang is voor het goede functioneren van een samenleving.
We kiezen er eentje van die regels uit: ‘U mag geen vals gerucht verspreiden, en u mag een schuldige niet uw hand reiken door een misdadige getuige te zijn’ (Sjemot/Exodus 23: 1). Volgens de gerenommeerde commentator Rasji (11 e eeuw) moet je dit voorschrift lezen als: ‘je moet geen vals bericht aannemen (resp. ernaar luisteren)’ 2  . Het voorschrift was vooral gericht tot de rechter; die moest pas de ene partij horen als de andere partij daarbij aanwezig was, om zo te voorkomen, dat een valse getuigenis werd gepleegd. In de midrasj (bv Mechilta) wordt het voorschrift van algemene toepassing geacht; iedereen heeft ervoor te waken een vals gerucht aan te nemen en verder te verspreiden om zo de ander geen nodeloze schade toe te brengen. Het sluit goed aan bij andere voorschriften zoals bv die in Sjemot/Exodus 20 en Wajikra/Leviticus 19 3 . De regels van het ethisch spreken (en schrijven) en luisteren (en lezen) zijn door de rabbijnen verwerkt tot het verfijnd leerstuk van Sjemierat ha-lasjon (het hoeden van de tong/taal) met als hoofdwerk het boek ‘Chafets Chaim’, geschreven door Rabbi Yisrael Meir Kagan, 1839-1933, die zijn bijnaam Chafets Chaim dus aan zijn boek heeft te danken.

De link met de tegenwoordig alom heersende intentionele desinformatie ligt voor de hand. Een vloed van fake news, leugens en propaganda overspoelt ons en is erop gericht als gif ons oordeelsvermogen te ondermijnen. Het vereist van de burger een steeds grotere vaardigheid om betrouwbare informatie van halve waarheden, leugens en nepnieuws te onderscheiden. Het bijbels verbod om vals geruchten is in deze moderne tijd geheel krachteloos geworden.  Als je de weggetjes  weet kan je zelfs bij specialisten massale desinformatie bestellen om de verkiezingen te beïnvloeden  in de door jou gewenste richting. Een fundamentele bedreiging van de democratie.

Gaslighting

Een eigentijds voorbeeld van bewuste verdraaiing van de feiten is ‘gaslighting’, een term uit het Amerikaanse politieke wereldje. Meestal neem ik in deze stukjes wat afstand van het actuele politieke gebeuren, maar dit wil ik u niet onthouden
De definitie van gaslighting op Wikipedia luidt:
‘ Gaslighting is een vorm van psychologische manipulatie, die probeert zaden van twijfel te zaaien bij een beoogd persoon of bepaalde personen of bij leden van een beoogde groep, zodat ze onzeker worden over hun eigen herinnering, waarneming en geestelijke gezondheid. Middelen om het slachtoffer uit zijn of haar evenwicht te brengen zijn constante ontkenning, op een dwaalspoor brengen, tegenspraak en liegen 4 .
Het begrip is afkomstig van de klassieke film noir ‘Gaslight’, waarin de doortrapte echtgenoot Gregory zijn vrouw Paula met onterechte beschuldigingen en systematische verdraaiing van feiten tot waanzin tracht te drijven om haar af te leiden van zijn geheime misdadige activiteiten’ 5 .
Kan ook een heel volk het slachtoffer van gaslighting worden? Als we alle berichten naast elkaar leggen over hoe het Russische volk wordt gemanipuleerd  met informatie over de Oekraine en hun ‘vileine nazi-ideologie’ ; als we lezen  over hoe het Russiche publiek vals wordt voorgelicht over en wordt weggehouden van de feiten van de met Oekraine begonnen oorlog, dan komt dat aardig dicht in de buurt.
In de film ‘Gaslight’ lukt het net niet om Paula definitief haar verstand te laten verliezen. Laten we hopen dat het Poetin en consorten ook niet lukt om het Russische volk durend om de tuin te leiden. Laten ook wij ons niet gek maken door de toevloed van steeds geraffineerder desinformatie. Want ons is al drieduizend jaar geleden geboden: ‘je moet geen vals bericht aannemen (resp. ernaar luisteren)’.

noten

1.  Meer over Misjpatiem in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA, deel 1 , p.143 ev en op mijn website, www.robcassuto.com

2. Aldus ia de bepaling vertaald in de Aramese vertaling van Onkelos

3.  Sjemot/Exodus 20: 7 U zult de Naam van de Eeuwige, uw God, niet ijdel gebruiken (letterlijk: niet voor niets (op je lippen) dragen)
 U zult geen vals getuigenis spreken tegen uw naaste. (letterlijk: niet met betrekking tot je naaste antwoorden als liegende getuige). En in Wajikra/Leviticus 19: 12 U mag geen valse eed afleggen in Mijn Naam, en zo de Naam van uw God ? ontheiligen. Ik ben de Eeuwige.  U mag onder uw volksgenoten niet met lasterpraat rondgaan, u mag uw naaste niet naar het leven staan. Ik ben de Eeuwige.

4.  Heel instructief artikel op https://en.wikipedia.org/wiki/Gaslighting

5.  Gaslight  is een Amerikaanse film uit 1944 onder regie van George Cukor met in de hoofdrollen Charles Boyer, Ingrid Bergman (Oscar) en Joseph Cotton

Herz 2023

Jitro   Sjemot/Exodus. 18:1 – 20:23  

De wijsheid van niet-Joden

De parasja Jitro begint met het bezoek van de schoonvader van Mosjee en beschrijft daarna de eerste fasen van de wonderlijke gebeurtenissen op en rond de berg Sinaj, met als climax de uitroep van de Tien Woorden (Tien Geboden) 1 .
De Tora neemt de tijd om het bezoek van Jitro uitgebreid te beschrijven, de aankomst, het vertellen over de uittocht met zijn wonderlijke uitreddingen, de gezamenlijke plechtige maaltijd in de tent van Mosjee en het offer, dat Jitro brengt aan Elohiem  – een in dit geval diplomatieke term, want de andere naam JHVH was nog vreemd voor deze niet-Israëlitische bezoeker. Wat opvalt is het respect, waarmee Jitro wordt ontvangen en de zorgzaamheid, waarmee hij zijn schoonzoon tegemoet treedt.

Het advies van Jitro

Dat wordt met name geïllustreerd, als de schoonvader de lange rijen ziet van de Israëlieten die wachten op hun beurt om voor Mosjee te verschijnen. Ze willen zijn advies of oordeel over hun problemen of zorgen of willen hem vragen voorspraak te doen bij de Eeuwige. Van de ochtend tot de avond wachten ze daar in de brandende zon. Tegelijk ziet hij hoe zjjn schoonzoon vermoeid raakt en bijna bezwijkt onder de grote last, die op zijn schouders rust. De ervaren priester komt met een oplossing. Hij adviseert Mosjee structuur en organisatie aan te brengen om zo zijn taken te verlichten; alleen de grote zaken moet hij behandelen, de kleinere moet hij overlaten, 18:21-23: ‘Je moet leiders over duizend, leiders over honderd, leiders over vijftig en leiders over tien over hen aanstellen. Zij moeten altijd over dit volk oordelen. Maar laat het zo zijn dat zij elke grote zaak bij jou brengen, en zelf over elke kleine zaak oordelen. Maak het zo voor jezelf lichter en laat hen die last samen met je dragen’.
Als managementconsultant avant la lettre wist de schoonvader, dat wie een lastige taak moet volbrengen onder grote verantwoordelijkheid, maar alles alleen wil doen, een grote kans loopt anderen onrecht te doen en zelf te bezwijken onder de stress. Jitro’s advies klinkt nog door alle eeuwen heen tot de overbelaste managers van nu: taken organiseren, structureren,  verdelen, uitvoering delegeren. 

De wijsheid van niet-Joden

Hoe kan het zijn, dat de spirituele gigant Mosjee deze toch niet zo moeilijk te bedenken oplossing moest vernemen van een vreemdeling,? Had hij het niet zelf kunnen bedenken. Rabbijn Nathan Lopes Cardoso 2 neemt ons in zijn moderne commentaar mee naar het commentaar van de 19e -eeuwse R. Samson Raphael Hirsch. Deze laatste oppert, dat Mosjee kennelijk niet de gave van wetgeving en organisatie van nature bezat. Het toont aan, dat de wetten en instellingen van de Tora niet uit zijn eigen hoofd konden komen, maar dat hij alleen maar het best denkbare instrument was.
Toch laat dat overeind, dat het niet de Eeuwige was die de reorganisatie van de rechtspraak aan Mosjee doorgaf of ingaf, maar – al dan niet door Zijn bemiddeling – zijn schoonvader. Daar moeten we  een lering uit trekken. Lopes Cardoso wijst op een ander commentaar, dat van Chaim ibn Attar (bijgenaamd Or ha-chaim): G’d wilde aan het Joodse volk laten zien, ‘dat in al in die tijd en gedurende alle toekomstige generaties er grote en wijze mannen gevonden kunnen worden onder de naties van de wereld. Jitro was een voorbeeld van een verlichte niet-Jood, die dit zonder twijfel heeft aangetoond. Het leert ons, dat G’d het Joodse volk niet vanwege zijn superieure intelligentie heeft gekozen. God heeft het Joodse volk gekozen als (…) een daad van liefde voor zijn volk’ 3 .
Het verhaal van Jitro roept op tot nederigheid. Hey Joodse volk bezit vele talenten – ja u roept natuurlijk meteen, een onevenredig deel van de Nobelprijzen is gewonnen door Joden -, maar ook bij de niet-joden is grote wijsheid en deskundigheid te vinden en zeker ook op terreinen waar de Joden niet zo begaafd zijn, wijsheid waar Joden van geleerd hebben en nog steeds kunnen leren. Tegelijk is de openbaring van de Tora aan de Joden ook bedoeld voor de niet Joden om van te leren. Om dat te benadrukken is de parasja geplaatst voor de latere wetgeving op de Sinaï.

Heeft Jitro zich nu bekeerd tot het Jodendom?


De hedendaagse Israelische Rabbi Shlomo Rishkin 4 denkt van niet, in tegenstelling tot veel oude midrasjiem. Als Mosjee in Bamidbar/Numeri 10 Jitro (daar genoemd bij zijn andere naam Chovav) smeekt met hem mee te trekken, zegt Jitro: nee ik ga niet mee, ik ga naar mijn land en naar mijn geboortegrond’. Hij zegt niet: ‘het land van mijn vaderen’  5 wat volgens Rishkin betekent, dat hij zich weliswaar niet tot het Jodendom bekeert, maar ook dat hij niet zal terugkeren naar de afgodendienst van zijn voorvaderen. Laten we aannemen, dat hij een aanhanger zal zijn geworden van de Noachitische wetten en hem als voorloper zien van een vreedzaam religieus pluralisme.

Noten

1.  Over de Tien Woorden zie mijn boek Reizen door de Tora deel 1 , p. 137ev

2. Rabbijn Nathan Lopes Cardoso op The Times of Israel  http://blogs.timesofisrael.com/parashat-yitro-racism-and-the-wisdom-of-a-gentile/

3. Het Toracommentaar van deze beroemde rabbijn uit Marokko (1696-1743 overleden in Jeruzalem) is met Engelse vertaling te lezen op de onvolprezen website sefaria.org

4. Rabbi Shlomo Rishkin op de Jerusalem Post
https://www.jpost.com/Jewish-World/Judaism/PARASHAT-YITRO-Jews-gentiles-and-justice

5.  In Beresjiet 12:1 verlaat Avraham ‘zijn land, zijn geboortegrond én zijn vaders huis, dwz de goden van zijn vader.

Herz 2023

Bo     Sjemot/Exodus 10:1-13:16

De verharding van het hart

Tot het begin van de parasja Bo 1 hebben zeven plagen Egypte geteisterd en steeds is de Farao bij zijn voornemen gebleven  het volk van Israel niet te laten gaan uit het Egypteland, waar zij als slaven werden onderdrukt. Bij de eerste zes plagen heeft de heerser steeds zijn hart (lev) verhard. In het Hebreeuws staat er letterlijk zoiets als ‘zijn hart sterk gemaakt’ (met de stam chazak , sterk) of ‘zijn hart zwaar gemaakt’ (met de stam chavod, zwaar). Maar na de zesde plaag, de zweren, staat er voor het eerst dat het de Eeuwige is, die het hart van Farao ‘sterk maakte’. Desondanks lijkt er een ommekeer plaats te vinden bij de Egyptische koning, hij bekent (HSV 9:27): ‘Ik heb deze keer gezondigd. De Eeuwige is de Rechtvaardige. Ik daarentegen en mijn volk zijn de schuldigen.’ Dat lijkt op de gewenste ommekeer, hoewel Mosjee sterke twijfels heeft over de waarachtigheid van dit statement (9:30). Inderdaad, als door tussenkomst van Mosjee de ramp van de zweren weer is opgehouden, gaat de Farao toch door met zijn meedogenloos beleid. Het volk mag toch niet gaan. Als de parasja Bo begint verklaart de Eeuwige aan Mosjee nu nogmaals, dat Hij het is die het hart van Farao heeft verhard (hichwadti , ‘Ik heb zwaar gemaakt’).

Is farao verantwoordelijk als de Eeuwige zijn hart verhardt?

Deze actie van de Ene heeft zowel bij de oude rabbijnen als bij de niet-Joodse lezers een belangrijke vraag opgeroepen: kan de Egyptische vorst verantwoordelijk worden gehouden, als niet hijzelf, zoals de eerste vijf keer, zijn hart heeft verhard, maar als deze verharding het werk is van een hogere macht?
Het is een hoeksteen van het Joods gedachtegoed, dat de mens in principe een vrije wil heeft, hij kan kiezen tussen het goede en het kwade, en hij kan verantwoordelijk worden gehouden voor zijn daden, zoals met name Maimonides benadrukt in zijn Regels van Boete en Berouw 2 .Maar hier, op het moment van het begin van de zevende plaag, lijkt de Farao geen keus te hebben, de mogelijkheid van een positieve reactie op de nu aan de orde zijnde catastrofe van de sprinkhanen is hem van Hogerhand ontnomen. Maimonides ziet dit probleem en gaat er uitgebreid op in. In het kader van zijn model van straf en verzoening redenerend legt de de middeleeuwse geleerde uit, dat, de verkeerde daden zich zozeer kunnen opstapelen, dat zij de halsstarrigheid van de dader als het ware verabsoluteren en ommekeer en boetedoening – die volgens de twaalfde-eeuwse meester overigens voor allen royaal steeds openstaat – onmogelijk maken. Wanneer de farao zo hardnekkig zoveel gelegenheden om berouw te tonen en ommekeer (tesjoeva) te doen– vijf keer, vijf plagen lang –had hij de kans – voorbij laat gaan dan is de maat vol;  de straf, die hij zo op zijn hals haalt, is de principiële afsluiting van de weg van ommekeer met als gevolg de onvermijdelijke ondergang.
De laatmiddeleeuwse geleerde Shelah 3 vat het bondig samen: ‘de Eeuwige waarschuwt iemand tot drie keer toe. Als iemand drie zulke waarschuwingen in de wind slaat en geen berouw toont, maakt God het hart van zo iemand ontoegankelijk voor gedachten van berouw om hem dan zijn verdiende loon uit te betalen’.

Wanneer ommekeer onmogelijk wordt

Als we het strakke paradigma van straf en beloning, dat Maimonides hanteert en vrij nauwkeurig uitwerkt, wat loslaten, ontdekken we daaronder toch wel een daarmee gerelateerde behoorlijk plausibele psychologische wet of taaie tendens: wie steeds de verkeerde keuzes maakt, maakt het zich steeds moeilijker om het stuur te wenden. Hoe langer op het verkeerde pad, hoe moeilijker om te keren. Hoe meer misdaden gepleegd, hoe onwaarschijnlijker, dat de misdader op zijn heilloze weg terugkeert. Is het nu zo, dat voor sommige ‘veelplegers’ van zware vergrijpen een punt bereikt wordt dat ommekeer, boetedoening en verzoening (psychologisch, theologisch) onmogelijk wordt? Dat is een vraag die ik graag aan de lezers overlaat om te overdenken, bijvoorbeeld aan de hand van concrete gevallen. Kan een mens voorgoed en definitief verloren zijn? Zonder alles te willen psychologiseren komt de term psychopaat of hardnekkige narcist in mij op.

‘Egyptische’  onderdrukkers in deze wereld

Ook op het gebied van maatschappij en samenleving is de vraag relevant. Kunnen in sommige samenlevingen gepleegd onrecht, leugen en bedrog en misdaden tegen de menselijkheid zich ophopen tot zulk een kritische massa, dat terugkeer op de rechte weg niet meer mogelijk is en dat alleen een catastrofe kan volgen, waarna pas na veel geweld, ontwrichting en slachtoffers de ruimte kan ontstaan voor een nieuw en beter samenleven. Omdat deze overdenking zich enigszins los van de waan van de dag wil houden en ook na langere tijd nog actueel laat ik het weer aan de lezer over om deze vraag aan concrete voorbeelden uit de vorige eeuw en ook in het heden te toetsen. Laten we alert blijven op hardnekkige ‘Egyptische’ onderdrukkers in deze wereld.

noten


1. Meer commentaren op parasjat Bo in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA, deel 1.

2.  Maimonides, Regels van Boete en Berouw, hfst VI.

3.  Isaiah Horowitz (1555 –1630), Shney Luchot HaBrit, Vaera, Torah Ohr 77, op sefaria.org

Herz jan 2023

Jacob en Esau: de mogelijkheid tot verzoening

door Rob Cassuto

Beresjiet /Genesis 32:4 – 37

Jacob trekt Esau, die hij tweeëntwintig jaar geleden was ontvlucht, tegemoet . Beiden zijn welvarend geworden. Met angst en beven ziet Jacob de ontmoeting naderen. Hij vreest de wraakzucht van zijn ooit zo bedrogen broer. Verschillende preventieve maatregelen tegen de te verwachten vergeldingsacties treft hij.
Hij verdeelt zijn mensen over verschillende plaatsen, zendt rijke geschenken vooruit.
Vlak voor de ontmoeting overnacht hij in zijn eentje aan de beek Jabbok en vecht met een onbekende man, die na een heftige worsteling Jacob zegent en hem de naam Jisraël (Israël) geeft. Jacob herkent de man als (een engel van) God. De dag daarna loopt hij met zeven buigingen Esau tegemoet . Deze sluit hem in de armen en kust hem ‘en zij huilden ‘. Als Esau aandringt om samen op te trekken wijst Jacob dit af en ze scheiden weer. Jacob slaat zijn tenten op bij Sjechem. We zoomen in op de nachtelijke worsteling van Jacob met de man/engel vóór de ontmoeting met Esau.

Strijd en verzoening

Het is de moeite waard het leven van Jacob te bekijken vanuit het perspectief van rijping en groei naar volwassenheid en zelfs grootheid.
Lang is Jacob’s coming out voorbereid. De begaafde dromer is steeds meer geïncarneerd in het leven van de aarde. Hij is geworden tot een aanzienlijk man, aan het hoofd van kudden en omringd met vrouwen en kinderen. En nu staat hij voor Esau, vijand en tegenpool, de verpersoonlijking van kracht, geweld, impulsiviteit. Hij voelt zich aan een afgrond staan van angst, angst voor vernietiging door het geweld van zijn broer. Maar die diepe doodsangst gaat gepaard met de angst om in een nieuwe grootheid te gaan staan, zijn werkelijke ruimte in te nemen, zijn essentie onder ogen te zien en voluit te omhelzen. Om die sprong te kunnen wagen, moet Jacob eerst schoon schip maken, d.w.z. zijn verleden onder ogen zien, en met name zijn bedrog ten aanzien van zijn vader en zijn broer. Hij zal de intense gevoelens van schuld en waardeloosheid moeten doorwerken. Dat is een gevecht op leven en dood. Als hij dat een nacht lang gedaan heeft en de man/engel heeft overwonnen – je kan ook zeggen grondig ommekeer, tesjoeva , heeft gedaan – is hij klaar om in zijn nieuwe grootheid te stappen, bevrijd van oude ballast. Dan is hij van een Jaäkov, een hielenvolger, een Godstrijder, Israël, geworden 3.
De nacht  van Jacobs worsteling met de ‘man’ (‘iesj’ ) is een beproeving 3. De paradox is, dat de duistere kracht die Jacob aangrijpt en het op zijn ondergang voorzien lijkt te hebben, hem zelfs kwetst aan zijn heupspier, zich in de loop van het gevecht onthult als engel van licht die Jacob kan zegenen en hem een nieuwe identiteit (als ik dat beperkte woord kan gebruiken) inleidt. Het is Jacob die zijn inzet ten volle moet doen, maar als hij dat dan ook doet, wil de tegenstand wijken en blijkt daarachter de Goddelijke zegen schuil te gaan. 

Ik denk dat ieder mens in zijn leven één of wel meerdere nachten heeft gekend van gevecht met de engel, met God, met het lot, misschien niet zo spectaculair en mythisch van proportie als die van Jacob, misschien wat minder heftig, hoewel wie zal dat meten? In Jacobs eenzame nacht aan de beek is ons in ieder geval het prototype gegeven van hoe grootse krachten op beslissende momenten ons kunnen beproeven en ons een nieuwe levensfase kunnen induwen met een aanvankelijk onbegrepen duistere kracht die geleidelijk zegen blijkt te zijn. 

Esau – ook wel Edom genoemd – is in vele rabbijnse uitleggingen de verpersoonlijking van slechtheid geworden . Vele latere vijanden van Israël zijn betiteld als ‘Edom’. De tekst van de Tora zelf gaat in deze demonisering niet mee. Jacob en Esau zijn beschreven als heel uiteenlopende mensentypen. Jacob was meer een man van geest en verstand, een intellectueel, zouden we nu misschien zeggen. Esau was een man van het lichaam, bezield met hartstocht en kracht, een macho. Ieder had zijn slechte en goede kwaliteiten. De mannen hebben elkaar dwars gezeten, gehaat. Zoals in ieder mens geest en lichaam met elkaar overhoop liggen. Maar laten we niet vergeten: de zo tegengestelde helften van deze tweeling hebben zich verzoend en daarna elkaar getolereerd in de streken van het toenmalig Palestina. Samen begroeven de mannen hun vader en ze rouwden samen aan zijn graf (Beresjiet/Genesis 35:29). Zo zijn ze niet alleen symbool van rivaliteit en strijd geworden, maar ook symbool van de mogelijkheid tot verzoening en verdraagzaamheid. Laten we op dit laatste element het accent leggen wanneer we dit verhaal in het licht houden. Laten we de verzoenende strekking laten spreken en niet meegaan in de zo aanlokkelijke en gemakzuchtige neiging om in andersdenkenden, andersgeaarden en andersgelovigen een gedemoniseerde Edom te zien. Hielden Jacob en Esau na hun verzoening van elkaar of bleven ze elkaar haten? Ik weet het niet, maar ze respecteerden elkaar en gunden elkaar de nodige levensruimte. In deze tijden van interculturele en interreligieuze spanningen zou dat al heel wat zijn.


herzien december 2022

Noten

1. 
Meer commentaren op parasjat Wajisjlach in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA, deel I

2.  De geschenken en buigingen van Jacob bij de ontmoeting met Esau zijn te correleren aan de aan Esau ontstolen zegen, zoals te lezen in een van de commentaren van Jonathan Sacks op parasjat Toldot.

3.  Een niet gering aantal identificeert de ‘man’ met Esau of met de beschermengel van Esau. Ook de middeleeuwse bijbelgeleerde Rasji volgt die oude wijzen die menen dat het ging om de beschermengel van Esau. Bepaalde kabbalistische bronnen associëren deze met Samaël, de engelachtige manifestatie van Satan en tevens de verleider van Chava (Eva) in Gan Eden (overzicht in Wikipedia  http://en.wikipedia.org/wiki/Samael  Mijn duiding gaat meer in de richting van de interpretaties van Gunther Plaut in zijn uitgave van de Tora met commentaar – Jacob vocht met oude schuldgevoelens over zijn bedrog – en Elie Wiesel – Jacob vocht met oude angsten en schuldgevoelens – zoals vermeld in ‘Een Toracommentaar voor deze tijd’ (p. 91) van Harvey Fields.

4. Sommige oude midrasjiem gaan daar ver in. Zo is het opgevallen dat in de Hebreeuwse tekst in de Tora ‘hij kuste hem’ – wajishakehoe – voorzien is van extra puntjes op de letters; Rabbi Yanai zegt dan, dat dat is om te ons te vertellen, dat Esau niet van plan was om Jacob te kussen maar om hem te bijten, maar Jacobs keel werd van marmer en brak de tanden van de slechtaard (Midrash Rabba, op Chabad.org).